De eerste schijf van de vennootschapsbelasting met een tarief van 15% wordt in 2023 verkort. Het lage tarief geldt vanaf 2023 nog slechts voor de eerste € 200.000 (was € 395.000 in 2022). Bovendien wordt het lage tarief vanaf 2023 verhoogd naar 19%.
Valt de winst van uw bv dit jaar lager uit dan € 395.000, probeer dan kosten van uw onderneming zo veel mogelijk uit te stellen en opbrengsten, indien mogelijk, in de tijd naar voren te halen, teneinde uw winst dit jaar slechts te laten belasten tegen een tarief van 15% in plaats van 19% of 25,8%.
Jaar |
Tarief eerste schijf |
Lengte eerste schijf |
Tarief tweede schijf |
2021 |
15% |
€ 245.000 |
25% |
2022 |
15% |
€ 395.000 |
25,8% |
2023 |
19% |
€ 200.000 |
25,8% |
Zijn uw bv’s op dit moment gevoegd in een fiscale eenheid voor de Vpb, evalueer dit dan eens. De fiscale eenheid betaalt vennootschapsbelasting over het geheel van winsten van de gevoegde bv’s. Gelet op het bovenstaande, kan het verbreken van de fiscale eenheid interessant zijn. Het tariefverschil bedraagt in 2023 immers 6,8%-punt (19% respectievelijk 25,8%) en heeft vanaf 2023 betrekking op de eerste € 200.000 winst. Na verbreking van de fiscale eenheid kan elke bv voor zich het tariefsopstapje benutten en kunt u wellicht de verkorting van de eerste tariefschijf van € 395.000 naar € 200.000 deels compenseren.
Het verbreken van een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting kan niet met terugwerkende kracht plaatsvinden. Als verbreking per 2023 gewenst is, moet het verzoek hiertoe vóór 1 januari 2023 zijn ontvangen door de Belastingdienst.
Weeg alle voor- en nadelen van de fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting goed af voor u besluit tot verbreking over te gaan en raadpleeg uw belastingadviseur.
Wees ook alert op mogelijke onbedoelde gevolgen bij verbreking. Zo dient u wellicht belasting te betalen over vermogensverschuivingen tussen de bv’s in de afgelopen zes jaar.
Als u investeert, heeft u als ondernemer in beginsel recht op de investeringsaftrek voor kleinschalige investeringen, mits de investering minimaal € 2.401 bedraagt (2022). De KIA krijgt u bovendien alleen voor investeringsgoederen waarop u moet afschrijven, het bedrijfsmiddel moet dus minstens € 450 kosten. Hieronder laten we zien dat het soms de moeite loont om uw investeringen te bundelen, te vervroegen of uit te stellen om de KIA zo optimaal mogelijk te benutten.
Het percentage aan aftrek is in 2022 het hoogst als het totaal aan verplichtingen ligt tussen € 2.400 en € 59.939 (namelijk: 28%). Tussen € 59.939 en € 110.998 is de KIA een vast bedrag: € 16.784. Het plannen en – voor zover mogelijk – spreiden van investeringsverplichtingen, loont vaak de moeite.
Om de investeringsaftrek in de aangifte inkomstenbelasting 2022 mee te mogen nemen, moet het bedrijfsmiddel in gebruik genomen zijn in 2022 óf er moet voldoende aanbetaald zijn. Anders schuift de aftrek door naar latere jaren. Het kan dus aantrekkelijk zijn nog in 2022 een aanbetaling te doen.
Heeft u in de afgelopen vijf jaar (dus tussen 2018 en 2022) gebruikgemaakt van de investeringsaftrek en verkoopt u het bedrijfsmiddel weer of ruilt u het in, dan krijgt u mogelijk te maken met de desinvesteringsbijtelling, waardoor u een gedeelte van de aftrek weer moet terugbetalen. Houd hier rekening mee en wacht, voor zover mogelijk, met de desinvestering tot in 2023.
Van de KIA zijn uitgesloten: goodwill, grond, woonhuizen en personenauto’s die niet bestemd zijn voor beroepsvervoer. Ook zijn uitgesloten de investeringen die u voor 70% of meer verhuurt.
Het kabinet heeft alsnog duidelijk gemaakt dat vanaf 2021 de KIA per onderneming dient te worden berekend en toegepast. Dit betekent dat een ondernemer die meerdere ondernemingen heeft, voor alle ondernemingen apart de KIA mag berekenen.
Als dga dient u zich een gebruikelijk loon van minimaal € 48.000 (2022) toe te kennen. Alleen onder voorwaarden kunt u dit lager vaststellen dan € 48.000. Hoofdregel is dat het loon van een dga het hoogste van de volgende bedragen bedraagt:
Kunt u aannemelijk maken dat het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking lager is dan € 48.000, dan mag u het loon lager dan € 48.000 vaststellen.
Vanaf 2023 wordt de eerste eis aangescherpt en moet het gebruikelijk loon niet minstens 75% zijn van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking, maar 100% van dit loon.
Er zijn uitzonderingen:
Enkele heffingskortingen worden nog beperkt uitbetaald aan de minstverdienende partner indien die partner die heffingskortingen niet zelf kan benutten. Het betreft de algemene heffingskorting, de arbeidskorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting.
Dit jaar kunt u nog maar 6,67% van de kortingen uitbetaald krijgen op voorwaarde dat uw fiscale partner wel voldoende belasting betaalt, vanaf 2023 helemaal niets meer. Degenen die voor 1 januari 1963 geboren zijn, hebben geen last van de beperkte uitbetaling van de algemene heffingskorting, wel van de beperkingen inzake de arbeidskorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting.
Hoe kunt u het verlies aan heffingskorting opvangen? Heeft uw partner geen of onvoldoende eigen inkomsten, maar heeft u wel inkomsten uit aanmerkelijk belang, dan kunt u hiermee het verlies aan heffingskortingen opvangen. Door bijvoorbeeld uiterlijk 31 december 2022 dividend uit te keren vanuit uw bv en dit inkomen in de aangifte aan uw partner toe te delen, kunnen de heffingskortingen toch worden benut. De dividenduitkering kan daardoor tot zekere hoogte zelfs belastingvrij zijn.
nan
© 2024 HLB Nannen | Cookie statement | Privacy statement | Algemene voorwaarden | KVK 01140751 | BTW NL0033 79 760 B01