Dankzij de inspanningen van Bert, Brian en Denise werd er al wekenlang toegeleefd naar deze traditie. De inhoud van de dag bleef lange tijd een verrassing en werd door een reeks hints steeds duidelijker voor alle medewerkers: Wie is de Mol de HLB Nannen Editie stond er op het programma. In de laatste dagen voor de Nannendag werd de spanning nog even flink opgevoerd: want, wie zou de mol zijn die zaterdag?
Vanaf 14.00 werd de Nannendag afgetrapt met koffie en taart bij Paviljoen Nijstad. Daarna is er flink gemold door de gelegenheidsmollen Matthijs en Joris. De middag is afgesloten met een goed verzorgd diner en een goodiebag voor elke medewerker.
Dank aan de organisatie Bert, Brian, Denise, mollen Matthijs en Joris voor hun bijdrage, de locatie Paviljoen Nijstad voor de uitstekende zorgen en alle collega’s van HLB Nannen voor hun sportieve inzet en gezelligheid.
Op naar de volgende!
nan
Stel u heeft een onderneming. In deze onderneming beheert u vermogen of laat u vermogen beheren. Denk daarbij bijvoorbeeld aan een effectenportefeuille of uitstaande leningen die op de balans van uw onderneming staan.
Het beheren van vermogen door de onderneming leidt voor de BTW niet tot belaste omzet. U als ondernemer bent geen BTW verschuldigd over de inkomsten uit dit vermogensbeheer.
Het gevolg daarvan is dat u de BTW op de kosten die rechtstreeks samenhangen met dit vermogensbeheer niet mag aftrekken. Denk bijvoorbeeld aan de BTW over de beheer fee van een financiële instelling.
Stel dat uw onderneming naast het vermogensbeheer prestaties verricht waarover wel BTW verschuldigd is. De BTW op de kosten die rechtstreeks samenhangen met deze BTW-belaste prestaties mag u wel aftrekken.
Nu is er ook nog BTW op kosten die niet rechtstreeks samenhangen met het vermogensbeheer en ook niet rechtstreeks samenhangen met de belaste prestaties. De BTW op deze zogeheten indirecte algemene kosten is niet volledig aftrekbaar. Er is door het vermogensbeheer geen sprake van 100% belaste prestaties voor de BTW.
U mag dus niet alle BTW op deze indirecte algemene kosten aftrekken.
Hoe bepaalt u het niet-aftrekbare deel in een jaar?
Een eenvoudige manier is om de verhouding te bepalen tussen de belaste omzet en de gerealiseerde inkomsten uit het vermogensbeheer. Dit wordt een pro rata genoemd. Gerealiseerde inkomsten uit vermogensbeheer zijn bijvoorbeeld: ontvangen rente op verstrekte geldleningen en obligaties alsmede gerealiseerde koerswinsten. Ontvangen dividenden tellen niet mee. Verder mag u ook geen rekening houden met negatieve rente.
Op basis van deze verhouding kunt u dan het niet-aftrekbare deel van de BTW op de indirecte algemene kosten bepalen.
Uitgangspunten
Uitwerking
U kunt dan 16,67% van de BTW op de indirecte algemene kosten ad € 210 is € 35 niet aftrekken.
Zorg dat u rekening houdt met eventuele niet-aftrekbare BTW als u als ondernemer te maken heeft met vermogensbeheer. U voorkomt daarmee correcties en boetes van de Belastingdienst.
nan
De maximale
vrijstelling bedraagt € 106.671. Dit bedrag hoeft niet volledig in 2022 betaald
te worden. De schenker kan het bedrag deels in 2022 en deels in 2023 betalen.
De
vrijstelling kan ook worden gebruikt, terwijl er nu nog geen eigen woning is.
Zolang de begiftigde een eigen woning uiterlijk op 31 december 2024 koopt kan de
vrijstelling dit jaar toch worden benut.
Mocht het
uiteindelijk niet lukken om uiterlijk 31 december 2024 een eigen woning te
kopen, dan is er alsnog minimaal 10% schenkbelasting verschuldigd. Om dit
fiscale leed te voorkomen is een schenkingsovereenkomst van belang.
Hier wordt
onder andere in opgenomen dat de schenking moet worden terugbetaald of in een
lening wordt omgezet als er niet aan de bestedingsvoorwaarde wordt voldaan.
Met ingang van 1 januari
2023 wordt de eigenwoningvrijstelling van heden € 106.671 verlaagd tot €
28.947. Op 1 januari 2024 komt de vrijstelling van de schenking voor de
eigen woning geheel te vervallen.
Om deze reden kan het raadzaam zijn om nog in 2022 voor
het laatst gebruik te maken van de schenking eigenwoning voor een bedrag van
maximaal € 106.671.
De voorwaarden voor de schenking
voor een eigen
woning zijn:
De begiftigde zal de ontvangen
schenking uiterlijk 31 december 2024 moeten besteden voor de koop van een eigen
woning of de aflossing van een box 1 eigenwoninglening.
Dit betekent dat er
uiterlijk op 31 december 2024 een eigen woning moet zijn aangekocht.
U kunt in 2022 het vrijgestelde
bedrag van maximaal € 106.671 betalen aan de begiftigde onder de noemer van de
eigenwoningvrijstelling. U kunt er ook voor kiezen om het bedrag gespreid te gaan
betalen: deels in 2022 en deels (uiterlijk) in 2023.
Een tijdje was onduidelijk welk
bedrag u dan in 2022 minimaal moest schenken en betalen. Op de website van de
Belastingdienst Belastingplan2023 - gevolgen vrijstelling eigen woning voor schenking in aaneengesloten kalenderjaren is inmiddels duidelijkheid gegeven.
Hier is aangegeven dat een
schenking en betaling van € 1 in 2022 voldoende is. Dit onder de voorwaarde dat
u beroep doet op de eigenwoningvrijstelling met een aangifte Schenkbelasting
voor 1 maart 2023. Bovendien dient aan de hiervoor genoemde voorwaarden te
worden voldaan.
Vervolgens kan in 2023 het
resterende bedrag van de eigenwoningvrijstelling overgemaakt worden aan de
begiftigde.
Voor 1 maart 2024 dient u aangifte Schenkbelasting te
doen van de 2e betaling met een beroep op de eigenwoningvrijstelling.
Let op dat de verkrijger ook in 2023 voldoet aan de
leeftijdseis van 18-40 jaar.
Leg de schenking vast in een
(onderhandse) schenkingsovereenkomst. In deze overeenkomst kan onder andere
worden opgenomen dat de schenking moet worden terugbetaald of worden omgezet in
een lening als het de verkrijger niet lukt om op uiterlijk 31 december 2024 een
woning te kopen.
Hiermee voorkomt u dat de
schenking alsnog met Schenkbelasting wordt belast.
nan
Alle bezittingen die niet als spaargeld kwalificeren, worden vanaf 2023 belast op basis van een fictief rendement van 6,17%. Schulden worden in box 3 meegenomen voor een fictief rendement van 2,46%. Indien u bijvoorbeeld vastgoed, slecht renderende effecten of schulden met hoge rentepercentages heeft, kunt u bij een lager werkelijk rendement nog wel mogelijk bezwaar maken. Het is echter verstandig om nog voor 1 januari 2023 te beoordelen of u nog besparingen voor het nieuwe box 3-systeem kan realiseren.
De grootste besparingen voor het nieuwe box 3-stelsel kunnen worden gerealiseerd door de heffingsgrondslag van box 3 te verlagen. Dit kan op meerdere manieren. Zo kunt u bezittingen die nu meegenomen worden tegen een hoog fictief rendement mogelijk omzetten in banktegoed. In onderstaande twee voorbeelden geven wij in het kort wat bijvoorbeeld de mogelijkheden zijn voor u om een besparing in box 3 te realiseren.
Indien uw box 3-vermogen er in 2022 als volgt uitziet:
Banktegoeden |
€ 100.000 |
Overige bezittingen |
€ 500.000 |
Af: Schulden |
€ 450.000 -/- |
Totaal |
€ 150.000 |
Af: Heffingsvrij vermogen |
€ 57.000 -/- |
Heffingsgrondslag Box 3 |
€ 93.000 |
De heffingsgrondslag voor box 3 bedraagt € 93.000 in dit voorbeeld. Dit leidt tot een te betalen bedrag in box 3 van circa € 3.900.
Indien in dit voorbeeld het banktegoed van € 100.000 wordt geschonken aan een kind, ziet het box 3-vermogen er per 1 januari 2023 als volgt uit:
Banktegoeden |
€ 0 |
Overige bezittingen |
€ 500.000 |
af: Schulden |
€ 450.000 -/- |
Totaal |
€ 50.000 |
Af: Heffingvrij vermogen |
€ 57.000 -/- |
Heffingsgrondslag Box 3 |
€ 0 |
De schenking van € 100.000 leidt er toe dat de heffingsgrondslag voor box 3 nu nihil bedraagt. In dit voorbeeld hoeft er hierdoor geen belasting te betaald worden voor het box 3-vermogen. De schenking leidt dus tot een besparing van circa € 3.900.
In het tweede voorbeeld gaan we ervan uit dat er in de eigen BV overtollige liquide middelen zijn. Dit kapitaal kan als lening aan privé verstrekt worden, waardoor de grondslag voor box 3 daalt. De lening verstrekt door de eigen BV dient een zakelijke rente te zijn die boven de huidige spaarrente uitkomt. Een rentepercentage van onder de 1% rente is in dat geval verdedigbaar.
Voorafgaand aan de lening zou het box 3-vermogen er als volgt uitzien:
Banktegoeden |
€ 1.000.000 |
Overige bezittingen |
€ 500.000 |
Schulden |
€ 450.000 -/- |
Totaal |
€ 1.050.000 |
Af: heffingsvrij vermogen |
€ 57.000 -/- |
Heffingsgrondslag Box 3 |
€ 993.000 |
In ons voorbeeld bedraagt de heffingsgrondslag bijna € 1.000.000 en in deze situatie is er circa €6.000 aan box 3-heffing verschuldigd.
Indien in dit voorbeeld door de eigen BV een lening wordt verstrekt van € 500.000 aan privé ziet het box 3-vermogen er als volgt uit:
Banktegoeden |
€ 1.500.000 |
Overige bezittingen |
€ 500.000 |
Schulden |
€ 950.000 -/- |
Totaal |
€ 1.050.000 |
Af: Heffingsvrij vermogen |
€ 57.000 -/- |
Heffingsgrondslag Box 3 |
€ 993.000 |
De heffingsgrondslag blijft in beide situaties gelijk, maar door de verschillende tariefgrondslagen bedraagt de uiteindelijke box 3-heffing in deze situatie circa € 2.200. In dit voorbeeld leidt het aangaan van een lening tot een box 3-besparing van circa € 3.800.
Voor het bepalen van de besparing in box 3 moet wel rekening gehouden worden met de peildatum en de zogenaamde peildatumarbitrage. Handelingen met betrekking tot uw box 3-vermogen tussen 1 oktober en 31 maart, waardoor de heffingsgrondslag in box 3 wordt gedrukt, zullen door de belastingdienst genegeerd worden. Het is dus niet mogelijk om tijdelijk rond het peildatum van 1 januari met vermogen te schuiven om box 3-heffing te besparen.
Let op: bovenstaande voorbeelden zijn algemeen en niet specifiek op uw situatie afgestemd.
Wilt u nog een mogelijke box 3-besparing realiseren of beoordelen of dit in uw geval mogelijk is, informeert u ons dan zo snel mogelijk. Wij kunnen u hierover nader adviseren en beoordelen welke opties voor u het beste zijn. Voor de aangifte inkomstenbelasting 2023 is echter noodzakelijk dat u voor 31 december 2022 een mogelijke wijziging in uw box 3 heeft gerealiseerd.
nan
Uiterlijk eind januari moeten de meeste ondernemers de laatste btw-aangifte van het jaar 2022 indienen. Kijk vooral naar de uitgaven voor uw personeel en relatiegeschenken. De btw op deze uitgaven is niet altijd aftrekbaar, al verricht de onderneming prestaties die belast zijn met btw. Personeelsuitgaven zijn bijvoorbeeld personeelsuitjes en het bekende kerstpakket. Relatiegeschenken kunnen verschillend van aard zijn. Een bekend voorbeeld is het kistje wijn met Kerst. Voor een aantal voorzieningen geldt een uitzondering of een speciale regeling. Dit geldt in elk geval voor verhuiskosten, de auto van de zaak en voor fietsen. De btw ten aanzien van personeelsuitgaven is niet aftrekbaar als de uitgaven voor het personeelslid in een jaar meer bedragen dan € 227 (excl. btw). Blijven de uitgaven onder dit bedrag, dan is de btw wel aftrekbaar. Dit betekent dat u moet berekenen wat de uitgaven aan personeelsvoorzieningen per werknemer in een jaar zijn geweest.
Wanneer is de aftrek van btw op relatiegeschenken soms beperkt? De btw is niet aftrekbaar als de ontvanger van uw geschenk – als hij het zelf zou kopen – minder dan 30% van de btw in aftrek zou kunnen brengen én u in dat jaar aan deze relatie meer dan € 227 (excl. btw) aan relatiegeschenken heeft gegeven.
Heeft u op genoemde uitgaven in de loop van het jaar te veel of juist te weinig btw in aftrek gebracht, dan dient u dit in de laatste btw-aangifte te corrigeren.
De kleine ondernemersregeling (KOR) is sinds 2020 een vrijstellingsregeling. Ondernemers met een lagere jaaromzet dan € 20.000 kunnen hiervoor kiezen. De regeling is niet verplicht. De keuze voor de KOR houdt in dat u geen btw in rekening hoeft te brengen en automatisch bent ontheven van allerlei btw-verplichtingen. Dat betekent overigens dat u ook uw recht op btw-aftrek verliest!
De KOR geldt ook voor rechtspersonen, zoals bv’s, stichtingen en verenigingen. Ondernemers die hebben gekozen voor de KOR en die vervolgens in de loop van enig jaar de omzetgrens van € 20.000 overschrijden, worden vanaf dat moment weer btw-plichtig.
Met name voor ondernemers die te maken hebben met afnemers/klanten die de btw niet kunnen terugvragen, kan de KOR uitkomst bieden.
Ondernemers die de KOR willen toepassen, dienen dit tijdig te melden bij de inspecteur. Het aanmeldformulier hiervoor moet uiterlijk vier weken voor de ingangsdatum van het aangiftetijdvak waarin u de KOR wilt laten ingaan, door de Belastingdienst zijn ontvangen. Een eenmaal gemaakte keuze voor de KOR geldt in beginsel voor drie jaar.
Wilt u vanaf 2023 van de nieuwe KOR gebruikmaken, meldt u zich dan uiterlijk eind november hiervoor aan.
Wanneer u een jaaromzet van maximaal € 1.800 heeft, dan kunt u de KOR toepassen
zonder dat u dit meldt aan de Belastingdienst. Deze versoepeling geldt met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2020.
Voor bijvoorbeeld particulieren die investeren in zonnepanelen maar niets met de btw willen, kan de nieuwe goedkeuring uitkomst bieden. Dit is alleen toegestaan indien de installatie een opwekvermogen van maximaal 10.000 Wattpiek heeft. Komt u daar bovenuit, dan moet u zich wel registreren, maar u kunt daarna wel van de KOR gebruikmaken.
Tip! Vanaf 1 januari 2023 is op de levering en installatie van zonnepanelen op of in de nabijheid van woningen geen btw meer verschuldigd. Particulieren hoeven zich vanwege de registratiedrempel in veel situaties dus niet meer te melden bij de Belastingdienst. Dat scheelt veel administratieve rompslomp, zowel voor u als de Belastingdienst. Wellicht kunt u de aanschaf of installatie uitstellen tot 2023.
Als u in de afgelopen tien jaar een onroerende zaak met btw heeft aangeschaft, let er dan op dat de in aftrek gebrachte btw in het jaar van ingebruikname en de negen opvolgende jaren in bepaalde gevallen moet worden gecorrigeerd. Dit is het geval als de verhouding van het gebruik van de onroerende zaak voor btw-belaste versus btw-vrijgestelde prestaties is gewijzigd ten opzichte van het gebruik waarvan u uitging op het moment van aanschaf.
Dit heeft tot gevolg dat u mogelijk btw moet terugbetalen of juist terugkrijgt van de Belastingdienst. Deze herzienings-btw geeft u op in de laatste btw-aangifte van het jaar.
Tip! Ook voor roerende zaken waarop dient te worden afgeschreven, geldt een herzieningstermijn. De termijn hiervoor bedraagt echter het jaar van ingebruikname en de vier jaren erna.
Als uw afnemers/debiteuren u niet betalen, kunt u de in rekening gebrachte en afgedragen btw onder voorwaarden terugkrijgen. Het moet dan duidelijk zijn dat uw afnemer niet zal betalen, zoals bij een faillissement. Bij fictie is een niet-betaalde vordering sowieso één jaar na de opeisbaarheid daarvan oninbaar. U doet er dan verstandig aan de btw in dat tijdvak via de btw-aangifte terug te vragen. Een later ingediend verzoek om teruggaaf biedt minder zekerheid op succes. Soms is ook al eerder duidelijk dat u niet meer op betaling hoeft te rekenen. De btw op de vordering kan in de reguliere aangifte worden teruggevraagd in het tijdvak waarin de vordering oninbaar is gebleken.
Tip! Als een vordering één jaar na opeisbaarheid nog niet is betaald, kunt u de btw in ieder geval terugvragen. De andere kant van de medaille is dat u de btw op een inkomende factuur weer moet terugbetalen aan de Belastingdienst indien u de factuur nog niet heeft betaald en sinds het verstrijken van de betaaltermijn ervan al een jaar is verstreken.
Voor auto’s van de zaak die ook privé gebruikt worden, moet in de laatste btw-aangifte van het jaar btw over het privégebruik betaald worden. Daar staat tegenover dat u door het jaar heen de btw op alle autokosten in aftrek kunt brengen, althans als u de auto gebruikt voor btw-belaste omzet. Voor de btw geldt woon-werkverkeer ook als privé!
Voor het btw-privégebruik kunt u gebruikmaken van een forfaitaire regeling. Ga daarbij uit van een btw-heffing van 2,7% van de catalogusprijs van de auto, inclusief btw en bpm. Voor de auto van de zaak die vijf jaar (inclusief het jaar van ingebruikneming) of langer in de onderneming is gebruikt, geldt een lager forfait van 1,5%. Datzelfde percentage geldt ook als u bij de aankoop van de auto geen btw in aftrek kon brengen.
U mag de forfaitaire regeling alleen toepassen als het privégebruik niet kan worden vastgesteld. U mag de btw betalen over het werkelijke privégebruik. Dit kan soms voordeliger zijn. U moet dan wel een (globale) kilometerregistratie bijhouden. Houd er rekening mee dat in dit geval woon-werkverkeer als privé wordt gezien.
Tip! De niet-aftrekbare btw in verband met het privégebruik is een kostenpost voor uw bedrijf en dus aftrekbaar van de winst.
Heeft u tijdens de coronacrisis uitstel van betaling gekregen van belastingschulden? Dan moet u sinds oktober 2022 bezig zijn met de aflossing hiervan. Dit betekent dat de eerste termijn uiterlijk op 31 oktober 2022 op de rekening van de Belastingdienst moet zijn bijgeschreven.
Heeft u momenteel geen financiële draagkracht om te starten met aflossen? Dan is het wellicht mogelijk dat er een betaalpauze van een halfjaar kan worden ingelast.
Het kabinet had eerder voorgesteld eenmalig een betaalpauze van drie maanden in te voeren voor ondernemers die een dergelijke pauze nodig hebben. Dit voorstel is onlangs aangepast naar een uitstel van zes maanden.
Bij dit verzoek aan de Belastingdienst moet u wel kunnen aantonen dat u een dergelijke betaalpauze nodig heeft. Een verdere voorwaarde is dat u uw normale betalingsverplichtingen vanaf april van dit jaar (2022) moet zijn nagekomen.
Daarnaast stelde het kabinet eerder voor om de aflossingsperiode onder voorwaarden te kunnen verlengen naar zeven jaar. Ook stelde zij voor in plaats van maandbetalingen, de schuld onder voorwaarden af te lossen in betalingen per kwartaal.
Heeft u als ondernemer tijdelijke betalingsproblemen om vorderingen van de Belastingdienst te betalen en had u al eerder een kort uitstel gekregen? Dan kon u geen betalingsregeling meer aanvragen. Dit is nu verruimd: de Belastingdienst krijgt vanaf 1 oktober 2022 de ruimte om toch een betalingsregeling met u af te spreken. Dan wordt het eerder mogelijk om uitstel van betaling te krijgen.
Heeft u als ondernemer liquiditeitsproblemen vanwege bijzondere omstandigheden, een oorzaak die buiten uw invloed ligt en kunt u uw vorderingen bij de Belastingdienst niet betalen? Dan hoeft u voor belastingschulden onder de € 20.000 geen verplichte verklaring van een externe deskundige meer aan te leveren om uitstel van betaling van 12 maanden te krijgen.
Verder is de mogelijkheid voor ondernemers om uitstel van betaling aan te vragen voor de motorrijtuigenbelasting door de coronacrisis vervangen door een permanente regeling.
nan
Starters op de woningmarkt, die een eigen woning kopen met een waarde tot € 400.000, betalen onder voorwaarden geen overdrachtsbelasting. De waarde voor deze vrijstelling wordt vanaf 2023 verhoogd tot € 440.000. U heeft alleen recht op de vrijstelling als u in het verleden nog niet eerder van de vrijstelling gebruik heeft gemaakt.
U heeft alleen recht op de startersvrijstelling als u meerderjarig bent en nog geen 35 jaar. Koopt u samen met uw partner de woning, dan geldt deze eis voor beiden. U bent meerderjarig als u 18 jaar oud bent. U bent ook meerderjarig als u als moeder van een kind 16 of 17 jaar bent en de rechter u meerderjarig heeft verklaard.
In 2022 kunt u nog gebruikmaken van de schenkvrijstelling ten behoeve van een eigen woning. Deze bedraagt in 2022 € 106.671. De vrijstelling wordt in 2023 verminderd naar € 28.947 en vanaf 2024 geheel afgeschaft. U kunt alleen in 2022 dus nog volledig van de vrijstelling profiteren.
Aan de spreiding van de vrijstelling over drie jaar onder voorwaarden komt een einde. Er gelden overgangsregelingen waarmee het gebruik van de schenking voor de eigen woning kan worden opgerekt:
Zo kunt u de komende jaren dus toch nog gebruikmaken van de verhoogde vrijstelling voor eigen woningen. Dat is bijvoorbeeld handig indien uw kind nog geen woning heeft gevonden, maar wel voornemens is die in 2023 of 2024 te kopen. In dat geval kunt het bedrag dus al wel dit jaar overmaken. U kunt aan de schenking dan tevens de ontbindende voorwaarde verbinden dat het bedrag terug moet worden betaald als het niet tijdig wordt besteed aan een woning. Als de schenking dan in stand blijft, is alsnog schenkbelasting verschuldigd. De ontbindende voorwaarde moet wel worden overeengekomen bij de schenking en moet dus later verplicht worden uitgevoerd als de voorwaarde wordt vervuld.
Als u geen hypotheekrente in aftrek brengt, hoeft u slechts een gering deel van het eigenwoningforfait bij te tellen. Om die reden kan het verstandig zijn om een lage hypotheekschuld af te lossen. Bijkomend voordeel is dat hiermee ook uw box 3-vermogen lager wordt en u hierdoor mogelijk minder belasting in box 3 betaalt. In box 3 levert dit namelijk een voordeel op als de onttrokken financiële middelen bestonden uit beleggingen. Uiteraard moet u dan wel zorgen dat u uiterlijk 31 december 2022 aflost.
Deze regeling wordt vanaf 2019 over een periode van dertig jaar geleidelijk afgeschaft. Uw voordeel zal dus per jaar kleiner worden en uiteindelijk verdwijnen.
De leegwaarderatio is een waarderingsmethode voor verhuurde woningen. Kort gezegd komt de ratio neer op een korting over de WOZ waarde van de verhuurde woning al naar gelang de huur ten opzichte van de WOZ waarde lager uitvalt.
Er gaat het een en ander veranderen aan de waardering van verhuurde woningen in box 3. In 2022 wordt de waarde van de verhuurde woning nog gesteld op maximaal 85% van de WOZ-waarde. Als de jaarhuur ten opzichte van de WOZ-waarde lager is dan 7%, ligt de waardering zelfs nog lager. Deze leegwaarderatio wordt aangepast vanaf 2023.
Allereerst worden de percentages geactualiseerd. Dat betekent onder ander dat het maximumpercentage stijgt tot 100% van de WOZ-waarde, waardoor de leegwaarderatio dus niet meer van toepassing is. Dat is het geval indien de jaarhuur meer dan 5% van de WOZ-waarde betreft.
Ook is er geen leegwaarderatio meer als de woning slechts tijdelijk (korter dan twee jaar voor een woning en korter dan vijf jaar voor een kamer) wordt verhuurd. En dus ook bij te lage huren aan gelieerde partijen zoals kinderen.
nan
Het percentage aan bijtelling voor de auto van de zaak geldt gedurende een termijn van maximaal 60 kalendermaanden. Daarna is het dan geldende percentage van toepassing (bij auto’s van vóór 2017 zelfs uitgaan van 25% in plaats van 22%). Heeft u een elektrische auto van de zaak die in 2018 op kenteken is gezet, houd er dan rekening mee dat de lage bijtelling van 4% over de hele cataloguswaarde in 2023 verloopt. Vanaf dat moment geldt voor die auto een bijtelling van 16% tot een cataloguswaarde van € 30.000.
Tip! Krijgt de auto een (fors) hogere bijtelling, dan is het wellicht voordeliger deze in privé te gaan rijden. Deze optie bestaat voor dga’s en overige werknemers, maar in beginsel niet voor de ondernemer in de inkomstenbelasting. Indien u ondernemer bent in de inkomstenbelasting, moet u namelijk een bijzondere reden hebben om de auto voortaan tot het privévermogen te rekenen. Gebruikt u de auto vanaf 2023 echter minder dan 10% zakelijk, dan bent u zelfs verplicht de auto als privé aan te merken. Op deze manier kunt u de bijtelling dus wel ontgaan. Bij overname van de auto in privé vervalt de bijtelling, moeten alle autokosten privé betaald worden en kan voor zakelijke kilometers, inclusief woon-werkverkeer, een belastingvrije vergoeding van € 0,19/km worden gegeven. Dit bedrag wordt in 2023 overigens verhoogd naar € 0,21/km en in 2024 verder verhoogd naar € 0,22/km. Wordt de bijtelling voor u in 2023 fors hoger, dan kunt u ook overwegen de auto vanaf 1 januari 2023 aantoonbaar nog maximaal 500 kilometer privé te gebruiken en zo de bijtelling voorkomen.
Btw-ondernemers die een bestelauto minstens 10% zakelijk gebruiken, hebben bij aanschaf van een bestelauto recht op vrijstelling van bpm. Dat scheelt fors qua investering. Ook hebben zij recht op het lage tarief van de motorrijtuigenbelasting. Beide voordelen verdwijnen (deels) met ingang van 2025.
Vanaf 2025 zullen ondernemers dus ook bpm gaan betalen bij de aanschaf van bestelauto’s. Daarbij zal de grondslag – net zoals bij personenauto’s – afhankelijk zijn van de CO2-uitstoot.
Tip! Voor veel ondernemers is de aanschaf van een bestelauto een grote uitgave. In de financiële planning kan het daarom raadzaam zijn de aanschaf niet in 2025 of later te doen, maar naar voren te halen en in 2024 te plannen.
nan
Beoordeel uw nog resterende vrije ruimte en bekijk of zaken die u in 2023 wilt vergoeden/verstrekken nog in 2022 kunnen worden vergoed/verstrekt (bij ‘vergoeden’ koopt de werknemer de zaak en betaalt u hem terug, bij ‘verstrekken’ koopt u de zaak en geeft u deze aan de werknemer). Het is namelijk niet mogelijk om de vrije ruimte die in 2022 over is, door te schuiven naar 2023.
De vrije ruimte wordt in 2023 verruimd. Tot een loonsom van € 400.000 bedraagt de vrije ruimte dit jaar 1,7% en volgend jaar 3%. Over het meerdere blijft de vrije ruimte 1,18%. Dreigt u dit jaar de vrije ruimte juist te overschrijden, overweeg dan het verschaffen van vergoedingen en verstrekkingen uit te stellen tot 2023, vooropgesteld dat u verwacht in 2023 binnen de vrije ruimte te blijven.
Houd rekening met het gebruikelijkheidscriterium. Ongebruikelijk betekent in dit verband een afwijking van 30% of meer van wat in vergelijkbare omstandigheden gebruikelijk is. Het betekent echter niet dat alleen zakelijke vergoedingen en verstrekkingen in de werkkostenregeling kunnen worden ondergebracht.
Tip! Maak gebruik van de doelmatigheidsmarge van € 2.400 per persoon per jaar. Tot dit bedrag beschouwt de Belastingdienst de vergoedingen/verstrekkingen in ieder geval als gebruikelijk. Het bedrag van € 2.400 geldt in alle redelijkheid, dus bijvoorbeeld niet voor zover het loon van de werknemer lager is dan de bedragen waar hij recht op heeft volgens de Wet op het minimumloon of als stagiair. Overigens betekent dit niet dat het bedrag van € 2.400 per definitie onbelast is. Het bedrag telt ‘gewoon’ mee voor de vrije ruimte en als u die vrije ruimte overschrijdt, betekent dat een heffing van 80%. Heeft u nog geen andere belaste vergoedingen of verstrekkingen gehad, dan kunt u zichzelf dit jaar als dga bijvoorbeeld ook een eindejaarsbonus geven van € 2.400. Staat uw partner ook op de loonlijst, dan geldt dit ook voor hem of haar. Een dergelijke bonus kan strijdig zijn met de voorwaarden voor NOW en/of TVL.
Raadpleeg uw adviseur hiervoor. Heeft u meerdere bv’s, dan kunt u binnen de werkkostenregeling (WKR) de concernregeling toepassen en kan een bv die tot een concern behoort de ongebruikte vrije ruimte van een andere bv binnen hetzelfde concern benutten. Door de grotere vrije ruimte bij een loonsom tot € 400.000, is het gebruik van de concernregeling echter niet altijd voordelig. Als u de concernregeling toepast, kunt u namelijk maar één keer profiteren van de extra vrije ruimte van 1,7% over de eerste € 400.000 van de loonsom. Vanaf 2023 is dit zelfs 3%. Het gebruik van de concernregeling is optioneel en u hoeft uw keuze pas ná 2022 te bepalen. Maak alleen gebruik van de concernregeling binnen de WKR indien deze positief voor u uitpakt. Houd er hierbij rekening mee dat de concernregeling alleen geldt voor bv’s, nv’s en stichtingen en dat een belang van minimaal 95% gedurende het gehele jaar vereist is.
Tip! Vier kerst dit jaar ‘WKR-optimaal’ met uw personeel en geef bij dreigende overschrijding van de vrije ruimte in plaats van een kerstpakket eens een nieuwjaarsgeschenk. En een bedrijfsfeestje is begin 2023 misschien net zo gezellig als eind 2022. Omdat deze verstrekkingen dan in 2023 plaatsvinden, komen ze ook ten laste van de vrije ruimte in 2023. Schuiven heeft overigens alleen zin heeft als u in 2023 niet met dezelfde dreigende overschrijding van de vrije ruimte te maken krijgt. Een kerstborrel op de eigen werkvloer heeft geen gevolgen voor de vrije ruimte. Gaat de borrel binnenshuis gepaard met een maaltijd, dan komt voor de maaltijd wel het forfaitaire bedrag van € 3,35 per werknemer ten laste van de vrije ruimte (mits u dat aanwijst als eindheffingsbestanddeel). Dit is echter altijd aanmerkelijk minder dan de werkelijke waarde van een maaltijd buiten de deur, die anders ten laste van uw vrije ruimte was gekomen. Nodigt u ook de partners van de werknemers uit voor het kerstdiner? Dan moet u voor die partners ook € 3,35 rekenen.
Werkgevers die innovatieve activiteiten verrichten, kunnen via de WBSO een fiscale tegemoetkoming krijgen in de vorm van een percentage van de gemaakte kosten. Deze kosten bestaan uit de direct toerekenbare salariskosten plus de overige toerekenbare kosten van innovatie. Uw (online!) aanvragen voor de eerste periode van 2023 moeten uiterlijk 20 december 2022 bij RVO (rvo.nl) binnen zijn.
Stelt u geen vervoermiddel ter beschikking aan uw werknemer, dan kunt u de werknemer een belastingvrije vergoeding van maximaal € 0,19/km geven. Het maakt daarbij niet uit op welke wijze de werknemer reist. Dit geldt voor zowel woon-werkverkeer als voor zakelijke kilometers. Bij reizen per openbaar vervoer mag u ook de werkelijke kosten vergoeden.
Het bedrag van de belastingvrije vergoeding stijgt in 2023 naar € 0,21/km en in 2024 naar € 0,22/km.
U bent als werkgever arbeidsrechtelijk in beginsel niet verplicht dit verhoogde bedrag ook aan uw werknemers te betalen. Dit is anders indien in een arbeidsovereenkomst, arbeidsvoorwaarden en cao is bepaald dat de maximale fiscale vergoeding moet worden vergoed. In dat geval heeft u geen keuze en moet u mee met de verhoging.
Werknemers afkomstig van buiten Nederland en in Nederland werkzaam, maken vaak dubbele kosten (zogenaamde extraterritoriale kosten). Onder voorwaarden mag een werkgever deze kosten onbelast vergoeden. Het makkelijkst (en vaak voordeliger) is het om standaard 30% van de totale beloning onbelast te vergoeden (zonder nader bewijs). De afgelopen jaren zijn veel buitenlandse werknemers in Nederland aan de slag gegaan met deze 30%-regeling.
Vanaf 2024 wordt de maatregel beperkt. Vanaf dat moment mag de 30%-regeling alleen nog maar worden toegepast over de balkenendenorm (2023: € 223.000). Over het meerdere mag dat dan niet meer. Wel kan er nog altijd voor worden gekozen om de werkelijke kosten te vergoeden. Ook mogen naast de 30%-regeling altijd nog de werkelijke gelden van een internationale school worden vergoed.
Tip! Werknemers die de 30%-regeling al toepassen in 2022, mogen dit nog voortzetten in 2024 en 2025 (mits de totale looptijd nog niet is verstreken). Bent u voornemens een werknemer met een dergelijk hoog salaris te werven uit het buitenland, dan kan het dus handig zijn die nog in 2022 in dienst te nemen. De werknemer kan dan twee jaar langer gebruikmaken van de 30%-regeling.
nan
De eerste schijf van de vennootschapsbelasting met een tarief van 15% wordt in 2023 verkort. Het lage tarief geldt vanaf 2023 nog slechts voor de eerste € 200.000 (was € 395.000 in 2022). Bovendien wordt het lage tarief vanaf 2023 verhoogd naar 19%.
Valt de winst van uw bv dit jaar lager uit dan € 395.000, probeer dan kosten van uw onderneming zo veel mogelijk uit te stellen en opbrengsten, indien mogelijk, in de tijd naar voren te halen, teneinde uw winst dit jaar slechts te laten belasten tegen een tarief van 15% in plaats van 19% of 25,8%.
Jaar |
Tarief eerste schijf |
Lengte eerste schijf |
Tarief tweede schijf |
2021 |
15% |
€ 245.000 |
25% |
2022 |
15% |
€ 395.000 |
25,8% |
2023 |
19% |
€ 200.000 |
25,8% |
Zijn uw bv’s op dit moment gevoegd in een fiscale eenheid voor de Vpb, evalueer dit dan eens. De fiscale eenheid betaalt vennootschapsbelasting over het geheel van winsten van de gevoegde bv’s. Gelet op het bovenstaande, kan het verbreken van de fiscale eenheid interessant zijn. Het tariefverschil bedraagt in 2023 immers 6,8%-punt (19% respectievelijk 25,8%) en heeft vanaf 2023 betrekking op de eerste € 200.000 winst. Na verbreking van de fiscale eenheid kan elke bv voor zich het tariefsopstapje benutten en kunt u wellicht de verkorting van de eerste tariefschijf van € 395.000 naar € 200.000 deels compenseren.
Het verbreken van een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting kan niet met terugwerkende kracht plaatsvinden. Als verbreking per 2023 gewenst is, moet het verzoek hiertoe vóór 1 januari 2023 zijn ontvangen door de Belastingdienst.
Weeg alle voor- en nadelen van de fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting goed af voor u besluit tot verbreking over te gaan en raadpleeg uw belastingadviseur.
Wees ook alert op mogelijke onbedoelde gevolgen bij verbreking. Zo dient u wellicht belasting te betalen over vermogensverschuivingen tussen de bv’s in de afgelopen zes jaar.
Als u investeert, heeft u als ondernemer in beginsel recht op de investeringsaftrek voor kleinschalige investeringen, mits de investering minimaal € 2.401 bedraagt (2022). De KIA krijgt u bovendien alleen voor investeringsgoederen waarop u moet afschrijven, het bedrijfsmiddel moet dus minstens € 450 kosten. Hieronder laten we zien dat het soms de moeite loont om uw investeringen te bundelen, te vervroegen of uit te stellen om de KIA zo optimaal mogelijk te benutten.
Het percentage aan aftrek is in 2022 het hoogst als het totaal aan verplichtingen ligt tussen € 2.400 en € 59.939 (namelijk: 28%). Tussen € 59.939 en € 110.998 is de KIA een vast bedrag: € 16.784. Het plannen en – voor zover mogelijk – spreiden van investeringsverplichtingen, loont vaak de moeite.
Om de investeringsaftrek in de aangifte inkomstenbelasting 2022 mee te mogen nemen, moet het bedrijfsmiddel in gebruik genomen zijn in 2022 óf er moet voldoende aanbetaald zijn. Anders schuift de aftrek door naar latere jaren. Het kan dus aantrekkelijk zijn nog in 2022 een aanbetaling te doen.
Heeft u in de afgelopen vijf jaar (dus tussen 2018 en 2022) gebruikgemaakt van de investeringsaftrek en verkoopt u het bedrijfsmiddel weer of ruilt u het in, dan krijgt u mogelijk te maken met de desinvesteringsbijtelling, waardoor u een gedeelte van de aftrek weer moet terugbetalen. Houd hier rekening mee en wacht, voor zover mogelijk, met de desinvestering tot in 2023.
Van de KIA zijn uitgesloten: goodwill, grond, woonhuizen en personenauto’s die niet bestemd zijn voor beroepsvervoer. Ook zijn uitgesloten de investeringen die u voor 70% of meer verhuurt.
Het kabinet heeft alsnog duidelijk gemaakt dat vanaf 2021 de KIA per onderneming dient te worden berekend en toegepast. Dit betekent dat een ondernemer die meerdere ondernemingen heeft, voor alle ondernemingen apart de KIA mag berekenen.
Als dga dient u zich een gebruikelijk loon van minimaal € 48.000 (2022) toe te kennen. Alleen onder voorwaarden kunt u dit lager vaststellen dan € 48.000. Hoofdregel is dat het loon van een dga het hoogste van de volgende bedragen bedraagt:
Kunt u aannemelijk maken dat het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking lager is dan € 48.000, dan mag u het loon lager dan € 48.000 vaststellen.
Vanaf 2023 wordt de eerste eis aangescherpt en moet het gebruikelijk loon niet minstens 75% zijn van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking, maar 100% van dit loon.
Er zijn uitzonderingen:
Enkele heffingskortingen worden nog beperkt uitbetaald aan de minstverdienende partner indien die partner die heffingskortingen niet zelf kan benutten. Het betreft de algemene heffingskorting, de arbeidskorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting.
Dit jaar kunt u nog maar 6,67% van de kortingen uitbetaald krijgen op voorwaarde dat uw fiscale partner wel voldoende belasting betaalt, vanaf 2023 helemaal niets meer. Degenen die voor 1 januari 1963 geboren zijn, hebben geen last van de beperkte uitbetaling van de algemene heffingskorting, wel van de beperkingen inzake de arbeidskorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting.
Hoe kunt u het verlies aan heffingskorting opvangen? Heeft uw partner geen of onvoldoende eigen inkomsten, maar heeft u wel inkomsten uit aanmerkelijk belang, dan kunt u hiermee het verlies aan heffingskortingen opvangen. Door bijvoorbeeld uiterlijk 31 december 2022 dividend uit te keren vanuit uw bv en dit inkomen in de aangifte aan uw partner toe te delen, kunnen de heffingskortingen toch worden benut. De dividenduitkering kan daardoor tot zekere hoogte zelfs belastingvrij zijn.
nan
De overdrachtsbelasting voor panden die geen eigen woning zijn, wordt in 2023 verhoogd van 8% naar 10,4%. Ook als u een pand wilt aanschaffen om te verhuren, betaalt u 10,4% overdrachtsbelasting.
Als u investeert, heeft u als ondernemer in beginsel recht op de investeringsaftrek voor kleinschalige investeringen, mits de investering minimaal € 2.401 bedraagt (2022). De KIA krijgt u bovendien alleen voor investeringsgoederen waarop u moet afschrijven, het bedrijfsmiddel moet dus minstens € 450 kosten. Hieronder laten we zien dat het soms de moeite loont om uw investeringen te bundelen, te vervroegen of uit te stellen om de KIA zo optimaal mogelijk te benutten.
Het percentage aan aftrek is in 2022 het hoogst als het totaal aan verplichtingen ligt tussen € 2.400 en € 59.939 (namelijk: 28%). Tussen € 59.939 en € 110.998 is de KIA een vast bedrag: € 16.784. Het plannen en – voor zover mogelijk – spreiden van investeringsverplichtingen, loont vaak de moeite.
Om de investeringsaftrek in de aangifte inkomstenbelasting 2022 mee te mogen nemen, moet het bedrijfsmiddel in gebruik genomen zijn in 2022 óf er moet voldoende aanbetaald zijn. Anders schuift de aftrek door naar latere jaren. Het kan dus aantrekkelijk zijn nog in 2022 een aanbetaling te doen.
Heeft u in de afgelopen vijf jaar (dus tussen 2018 en 2022) gebruikgemaakt van de investeringsaftrek en verkoopt u het bedrijfsmiddel weer of ruilt u het in, dan krijgt u mogelijk te maken met de desinvesteringsbijtelling, waardoor u een gedeelte van de aftrek weer moet terugbetalen. Houd hier rekening mee en wacht, voor zover mogelijk, met de desinvestering tot in 2023.
Van de KIA zijn uitgesloten: goodwill, grond, woonhuizen en personenauto’s die niet bestemd zijn voor beroepsvervoer. Ook zijn uitgesloten de investeringen die u voor 70% of meer verhuurt.
Het kabinet heeft alsnog duidelijk gemaakt dat vanaf 2021 de KIA per onderneming dient te worden berekend en toegepast. Dit betekent dat een ondernemer die meerdere ondernemingen heeft, voor alle ondernemingen apart de KIA mag berekenen.
Beoordeel of uw verlies in box 1 uit het verleden nog tijdig kan worden verrekend met positieve inkomsten in box 1 uit de drie voorafgaande jaren en de negen volgende jaren.
Dreigt uw verlies uit het verleden verloren te gaan vanwege het verlopen van de termijn, beoordeel dan of er mogelijkheden zijn om uw winst dit jaar te verhogen. Stel bepaalde uitgaven uit of probeer omzetten eerder realiseren.
Het einde van de fiscale oudedagsreserve (FOR) is in zicht, want deze mag vanaf 2023 niet meer fiscaal gefaciliteerd worden opgebouwd. Via de FOR kunt u in 2022 dus nog één keer 9,44% van uw winst met een maximum van € 9.632 reserveren voor een oudedagsvoorziening.
De tot 31 december 2022 opgebouwde FOR kan volgens de huidige regels worden afgewikkeld. Het opgebouwde bedrag mag blijven staan, maar u kunt de FOR ook aanwenden voor de aankoop van een lijfrente of banksparen. De premie voor lijfrente en banksparen is fiscaal aftrekbaar. De FOR-afname en de aftrekpost voor lijfrente of banksparen vallen tegen elkaar weg in de belastingaangifte.
nan
© 2024 HLB Nannen | Cookie statement | Privacy statement | Algemene voorwaarden | KVK 01140751 | BTW NL0033 79 760 B01