Vacatures  →Mijn HLB  →
HLB logo
Contact
Generic selectors
Exact matches only
Search in title
Search in content
Post Type Selectors

In de Fiscale Eindejaarstips hebben wij zo veel mogelijk rekening gehouden met de belastingplannen van het (demissionaire) kabinet voor volgend jaar. Ook de moties en amendementen die de Tweede Kamer pal voor het reces aannam, zijn erin verwerkt.

Let op!

Een aantal plannen van het kabinet is nog niet definitief. Deze moeten nog door de (Tweede en) Eerste Kamer worden goedgekeurd. Welke dat zijn, kunnen wij u uiteraard vertellen. Ook worden nog steeds nieuwe plannen bekendgemaakt of worden huidige plannen aangepast. Daarom overleggen wij graag met u of het verstandig is wel of geen stappen te zetten. En zo ja, welke!

Wij zetten hieronder 11 belangrijke fiscale eindejaarstips voor de bv en de dga uiteen:

1. In 2023 nog dividend uitkeren of juist niet?

Per 1 januari 2024 wordt het tarief in box 2, waaronder ook dividend van uw bv valt, gewijzigd. Het huidige tarief van 26,9% wordt vervangen door twee tarieven. Een tarief van 24,5% dat van toepassing is op inkomsten tot € 67.000 en een tarief van 33% over het meerdere. Dit toptarief was eerst vastgesteld op 31% maar is op de valreep voor het reces eind oktober bij amendement gewijzigd naar 33%.

Dit betekent dat u in 2023 over de eerste € 67.000 aan uitgekeerd dividend 2,4%-punt meer belasting betaalt dan in 2024. Keert u meer dividend uit, dan betaalt u in 2023 over het meerdere 6,1%-punt minder belasting dan in 2024. Heeft u een fiscale partner, dan kunt u het uitgekeerde dividend in de aangifte onderling verdelen. In dat geval geldt het dubbele van genoemde bedragen, dus samen betaalt u in 2023 tot € 134.000 2,4%-punt meer aan belasting en over het meerdere 6,1%-punt minder dan in 2024.

Anticipeer zo goed mogelijk op de komende tariefswijzigingen in box 2. Hoe dit voor u het best uitpakt, hangt af van uw persoonlijke situatie.  Vraag uw adviseur om mee te denken.

Let op! 

Dividenduitkeringen hebben ook effect op uw box 3-vermogen en excessief lenen. Heeft u als aanmerkelijkbelanghouder een schuld die meer bedraagt dan € 700.000 (wordt € 500.000 per ultimo 2024), dan heeft u namelijk tot 31 december 2023 de tijd om deze terug te brengen. Doet u niets, dan bent u in box 2 belasting verschuldigd over het bedrag boven de € 700.000, tenzij er sprake is van een eigenwoninglening. Overleg met uw adviseur of het voordelig is om nu (al meer) dividend uit te keren, of dat het beter is om te wachten tot 2024, of om later in één keer een hoger bedrag aan dividend uit te keren.     Houd er verder rekening mee dat oppotten van winst in uw bv vanaf 2024 minder aantrekkelijk wordt. Bij de uiteindelijke verkoop van uw bv betaalt u dan immers al snel het tarief van 33% (was 31%).

2. Houd uw fiscale eenheid voor de Vpb tegen het licht

Zijn uw bv’s op dit moment gevoegd in een fiscale eenheid voor de Vpb, houd deze dan eens tegen het licht. De fiscale eenheid betaalt vennootschapsbelasting over het geheel van winsten van de gevoegde bv’s. Gezien het verschil tussen het lage en het hoge tarief kan het verbreken van de fiscale eenheid nog steeds interessant zijn. Het tariefverschil bedraagt in 2024 immers 6,8%-punt (19% respectievelijk 25,8%) en heeft betrekking op de eerste € 200.000 winst. Na verbreking van de fiscale eenheid kan elke bv voor zich het tariefsopstapje benutten.

Let op! 

Let op dat het verbreken van een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting niet met terugwerkende kracht kan plaatsvinden. Als verbreking per 2024 gewenst is, moet het verzoek hiertoe vóór 1 januari 2024 zijn ontvangen door de Belastingdienst.

Weeg alle voor- en nadelen van de fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting goed af voor u besluit tot verbreking over te gaan. Wees ook alert op mogelijke onbedoelde gevolgen bij verbreking. Zo dient u wellicht belasting te betalen over vermogensverschuivingen tussen de bv’s in de afgelopen zes jaar.

 

3. Voorkom belastingrente: verzoek om een voorlopige aanslag

Met betrekking tot uw aanslag vennootschapsbelasting 2023 rekent de Belastingdienst vanaf 1 juli 2024 (indien het boekjaar gelijk is aan het kalenderjaar) een rente van waarschijnlijk 10%! Voorkom belastingrente over 2023 en controleer of uw voorlopige aanslag juist is. Is deze te laag, vraag dan zo snel mogelijk een nieuwe voorlopige aanslag aan, als de liquiditeitspositie dat toelaat. Zodra de omvang van de winst op het einde van het jaar min of meer bekend is, is ook duidelijk of het verstandig is een nieuwe voorlopige aanslag aan te vragen.

Overigens wordt geen belastingrente in rekening gebracht als de aangifte vennootschapsbelasting wordt ingediend vóór de eerste dag van de zesde maand na het tijdvak waarover de belasting wordt geheven (doorgaans 1 juni) en de belastingaanslag wordt vastgesteld overeenkomstig de ingediende aangifte.

Tip!
Wijkt de winst af van de verwachtingen, vraag dan op tijd een nieuwe voorlopige aanslag Vpb aan. Hiermee voorkomt u de belastingrente van waarschijnlijk 10% of, bij een teruggave, voorkomt u dat dit bedrag renteloos uitstaat bij de Belastingdienst.

 

4. Optimaliseer uw (kleinschaligheids)investeringsaftrek

Als u investeert, heeft u als ondernemer onder voorwaarden recht op de investeringsaftrek voor kleinschalige investeringen. Het moet gaan om investeringsgoederen waarop u moet afschrijven. Investeert u in 2023 in totaal dus minstens voor € 2.601 aan bedrijfsmiddelen die ieder minstens € 450 kosten, dan heeft u recht op de KIA.

Tip!
Een voorgenomen investering iets vervroegen, zodat u toch voor de KIA in aanmerking komt, kan zomaar 28% KIA opleveren over het totaal aan investeringsverplichtingen. Zit u daarentegen net boven het maximum van € 353.973, dan kan het juist lonend zijn een voorgenomen investering uit te stellen tot 2024.

Belangrijk zijn: het moment van het aangaan van investeringsverplichtingen (opdrachtbevestiging, ondertekening offerte e.d.), in combinatie met de tabel van de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek. Het percentage aan aftrek is in 2023 het hoogst als het totaal aan verplichtingen ligt tussen € 2.600 en € 63.716 (namelijk: 28%). Tussen € 63.716 en € 117.991 is de KIA een vast bedrag: € 17.841. Het plannen en – voor zover mogelijk – het spreiden van investeringsverplichtingen loont vaak de moeite. 

Het bedrijfsmiddel moet in 2023 in gebruik genomen zijn of er moet voldoende zijn aanbetaald, om de investeringsaftrek ook daadwerkelijk in de aangifte inkomstenbelasting 2023 mee te mogen nemen.  Het kan aantrekkelijk zijn nog in 2023 een aanbetaling te doen, echter afgezet tegen de risico’s, zoals de kans op faillissement van de leverancier. Betaal in ieder geval 25% van een nog niet in gebruik genomen investering binnen twaalf maanden na het aangaan van de verplichting tot aankoop van het bedrijfsmiddel. Anders komt de hele investeringsaftrek te vervallen (tenzij sprake is van overmacht).

Heeft u in de afgelopen vijf jaar (dus in de periode tussen 2019 en 2023) gebruikgemaakt van de investeringsaftrek en verkoopt u het bedrijfsmiddel weer of ruilt u het in, dan krijgt u mogelijk te maken met de desinvesteringsbijtelling, waardoor u een gedeelte van de aftrek weer moet terugbetalen. Houd hier rekening mee en wacht – indien mogelijk – met de desinvestering tot in 2024.

Bedrijfsmiddelen met een investeringsbedrag van minder dan € 450 zijn uitgesloten, maar ook bijvoorbeeld goodwill, grond, woonhuizen en personenauto’s die niet bestemd zijn voor beroepsvervoer. Ook uitgesloten zijn de investeringen die u voor 70% of meer verhuurt.

 

5. Vorm een herinvesteringsreserve (HIR) voor een verkocht bedrijfsmiddel

Heeft uw bv een bedrijfsmiddel verkocht en daarbij een boekwinst behaald, dan kunt u de belastingheffing over de boekwinst uitstellen door deze te reserveren in een herinvesteringsreserve (HIR). Voorwaarde is dat de bv een vervangingsvoornemen heeft en houdt voor minimaal het bedrag van de verkoopprijs. De bv kan de HIR in stand houden gedurende maximaal drie jaar na het jaar waarin het bedrijfsmiddel is verkocht. Investeert uw bv binnen deze termijn in een ander bedrijfsmiddel, dan boekt u de HIR af op de aanschafprijs van het nieuwe bedrijfsmiddel. Investeert uw bv niet tijdig in een ander bedrijfsmiddel, dan valt de HIR aan het einde van het derde jaar in de winst.

Let op! 

Het vormen van een HIR is niet altijd voordelig, met name als in de toekomst over uw winst een hoger belastingtarief van toepassing is. Stel bijvoorbeeld dat de jaarwinst van uw bv € 200.000 bedraagt en u een HIR van € 100.000 kunt vormen. Hiermee bespaart u in 2023 € 100.000 x 19% Vpb = € 19.000. Koopt u in 2024 een bedrijfsmiddel terug waarop u de HIR in de periode 2024 t/m 2028 afboekt en waardoor u ieder jaar € 20.000 minder kunt afschrijven, dan kost u dit over de periode 2024 t/m 2028 in totaal € 100.000 x 25,8% = € 25.800 extra aan belasting, ervan uitgaande dat uw bv in de periode 2024 t/m 2028 over de extra winst vanwege de verminderde afschrijvingen een belastingtarief van 25,8% betaalt. Uw nadeel bedraagt dan per saldo € 19.000 -/- € 25.800 = € 6.800.

Voor het vormen en aanwenden van een HIR gelden enkele voorwaarden. Met name het genoemde vervangingsvoornemen is van belang en moet op de balansdatum duidelijk zijn. Uw bv kan dit aannemelijk maken door bijvoorbeeld offertes aan te vragen en advies in te winnen over een vervangend bedrijfsmiddel. Laat u zich hierover goed informeren en adviseren.

Tip!
Stelt u bepaalde vermogensbestanddelen ter beschikking aan bijvoorbeeld uw bv? Dan mag u als terbeschikkingsteller ook een HIR vormen.


6. Laat uw HIR niet verlopen

Een herinvesteringsreserve die u in 2020 gevormd heeft, moet u vóór 31 december 2023 benutten. Doet u dat niet, dan valt de HIR vrij en bent u belasting verschuldigd. Investeer daarom op tijd! 

Hierop bestaan twee uitzonderingen:
De eerste is als vanwege de aard van het bedrijfsmiddel meer tijd nodig is. De tweede uitzondering is van toepassing als er bijzondere omstandigheden zijn waardoor de aankoop is vertraagd. Er moet in dat geval wel op zijn minst een begin van uitvoering met de aankoop zijn gemaakt. Ook zult u de vertragende factoren desgewenst aannemelijk moeten maken.

Let op! 

Vanwege het verschil in tarieven binnen de vennootschapsbelasting kan het verlopen van de HIR ook gunstig uitpakken. Bijvoorbeeld wanneer u nu over de vrijgevallen HIR slechts 19% belasting betaalt, terwijl u vanaf 2024 door hogere afschrijvingen 25,8% belasting bespaart. Neem dit mee in uw overwegingen de HIR al dan niet te laten verlopen.

7. Willekeurig afschrijven

In 2023 mag er op nieuwe bedrijfsmiddelen eenmalig maximaal 50% van de aanschaffings- en/of voortbrengingskosten willekeurig worden afgeschreven. Deze regeling geldt voor zowel de inkomstenbelasting als de vennootschapsbelasting.  Met deze regeling kan er een liquiditeitsvoordeel en soms een belastingvoordeel behaald worden.

Er gelden de volgende voorwaarden:

Willekeurige afschrijving is mogelijk zodra in verband van de aankoop of verbetering van het bedrijfsmiddel verplichtingen zijn aangegaan of met betrekking tot het bedrijfsmiddel voortbrengingskosten zijn gemaakt. Mocht u in 2023 een investeringsverplichting zijn aangegaan, maar het bedrijfsmiddel nog niet in gebruik hebben genomen, dan mag u maximaal afschrijven over het bedrag dat u in 2023 betaald heeft. Een aantal bedrijfsmiddelen komt niet in aanmerking voor de regeling, onder andere:

Het totaal aan afschrijvingen over de levensduur van het bedrijfsmiddel verandert niet, maar wordt deels naar voren gehaald. Het restant van de boekwaarde van het bedrijfsmiddel wordt, na het willekeurig afschrijven, op de reguliere wijze afgeschreven. Stel dat er in 2023 50% van de aanschaffings- en/of voortbrengingskosten willekeurig wordt afgeschreven. Dit betekent dat het restant van 50% op de reguliere wijze over de jaren 2023 tot en met 2027 afgeschreven wordt bij een economische levensduur van 5 jaar. Het toepassen van deze regeling kán voordelig zijn, maar dat is niet altijd het geval. Heeft u vragen over de toepassing van deze regeling in uw situatie dan horen wij dat graag. 

8. Heroverweeg concernregeling binnen werkkostenregeling

Heeft u meerdere bv’s, dan kunt u binnen de werkkostenregeling (WKR) de concernregeling toepassen. Door de concernregeling kan een bv die tot een concern behoort de ongebruikte vrije ruimte van een andere bv binnen hetzelfde concern benutten. Door de grotere vrije ruimte bij een loonsom tot € 400.000 is het gebruik van de concernregeling echter niet altijd voordelig. Als u de concernregeling toepast, kunt u namelijk maar één keer profiteren van de extra vrije ruimte van 3% die dit jaar geldt over de eerste € 400.000 van de loonsom. Vanaf 2024 is dit nog maar 1,92%. Het gebruik van de concernregeling is optioneel en u hoeft uw keuze pas ná 2023 te bepalen. U kunt de keuze voor ieder jaar weer opnieuw maken. Meer over de WKR vindt u in hoofdstuk 4.

Tip! Maak alleen gebruik van de concernregeling binnen de WKR indien deze positief voor u uitpakt. Houd er hierbij rekening mee dat de concernregeling alleen geldt voor bv’s, nv’s en stichtingen en dat een belang van minimaal 95% gedurende het gehele jaar vereist is.

 

9. Ken uzelf een gebruikelijk loon toe

Als dga dient u zichzelf een gebruikelijk loon toe te kennen. Dit is minimaal het hoogste van de volgende drie bedragen:

Er geldt een tegenbewijsregeling voor de hoofdregel. U kunt het gebruikelijk loon onder voorwaarden lager vaststellen dan € 51.000. Daartoe moet u aannemelijk maken dat het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking lager is dan € 51.000. Lukt dat niet, dan bedraagt het gebruikelijk loon altijd minimaal € 51.000. Ondernemers wordt geadviseerd dit bedrag jaarlijks te toetsen aan de regelgeving.

Let op! 

Sinds dit jaar is de eerste eis inzake het gebruikelijk loon aangescherpt en moet het gebruikelijk loon niet minstens 75% zijn van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking, maar 100% van dit loon.

Uitzonderingen

Wordt uw bv voor toepassing van de S&O-afdrachtvermindering in 2023 als starter aangemerkt, dan kon u uw gebruikelijk loon tot 2023 vaststellen op het wettelijk minimumloon. U kon deze start-up-regeling maximaal drie jaar toepassen. De regeling voor start-ups is per 2023 vervallen. Dga’s die deze regeling toepasten, mogen dit nog voortzetten in 2023 en 2024 (afhankelijk van wanneer de regeling voor het eerst werd toegepast).

Starters mogen maximaal drie jaar lang uitgaan van een lager loon als de bv het gebruikelijk loon door het opstarten van de onderneming niet kan betalen, bijvoorbeeld omdat er veel is geïnvesteerd of de bv een lage cashflow heeft. Daarnaast mogen ook structureel verlieslijdende bv’s aan de dga een lager gebruikelijk loon toekennen.

Let op! 

In bovenstaande situaties kan zelfs een gebruikelijk loon worden toegekend dat lager is dan het minimumloon als hiervoor zakelijke gronden bestaan. Dit is bijvoorbeeld het geval als de continuïteit van uw bv in gevaar komt als de bv toch een gebruikelijk loon ter hoogte van het minimumloon zou uitbetalen. 

10. Bijtelling delen met uw partner?

Werkt uw partner mee in uw bv en valt hij of zij in een lagere belastingschijf? Dan kan het voordelig zijn de bijtelling voor de auto te delen met uw partner. U betaalt dan samen wellicht minder belasting. Valt uw inkomen in de hoogste schijf (49,5%) en dat van uw partner in schijf 1 (36,93% in 2023), dan behaalt u een tariefvoordeel. De gezamenlijk te betalen belasting wordt echter ook beïnvloed door de heffingskortingen. Het toedelen van een deel van de bijtelling aan uw partner kan tot hogere, maar ook tot lagere heffingskortingen leiden. Bereken daarom vooraf of een verdeling van de bijtelling het gewenste voordeel oplevert. De verdeling is alleen toegestaan indien u kunt aantonen ook echt samen gebruik te maken van de auto.

 

11. Giftenaftrek in de bv verdwijnt (niet)

In de vennootschapsbelasting bestaat een regeling voor giftenaftrek. Die bedraagt maximaal 50% van de winst en maximaal € 100.000. In beginsel wordt een gift door de bv eigenlijk gezien als behoeftebevrediging van de aandeelhouder(s). Dit zou dan leiden tot een verkapte dividenduitkering, gevolgd door eventuele aftrek in privé. Om dat te voorkomen, is goedgekeurd dat giften door een bv aan een Algemeen Nut Beogende Instelling (ANBI) tot het genoemde maximum niet leiden tot een verkapte dividenduitkering en aftrekbaar zijn in de bv.

De giftenaftrek door bv’s voor giften onder € 100.000 zou per 2024 afgeschaft worden. Echter eind oktober 2023 (vlak voor het verkiezingsreces) is dit voorstel ingetrokken.

Kosten waar een tegenprestatie tegenover staat (zoals sponsoring of reclame), zijn aftrekbaar zonder de hiervoor genoemde voorwaarden.

 

12. Profiteer nog van de bedrijfsopvolgingsregeling 

De bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) en de doorschuifregeling (DSR) zijn belangrijke faciliteiten bij het schenken of erven van een (familie)bedrijf. De BOR/DSR kent een forse vrijstelling van te betalen belasting, op voorwaarde dat het bedrijf wordt voortgezet. De BOR wordt vanaf 2025 gewijzigd, maar een onderdeel daarvan wordt echter al per 1 januari 2024 ingevoerd. Dit betreft het aanmerken van verhuurd vastgoed als belegging. In veel gevallen is dat nu ook al zo, maar door deze wijziging zal dit vanaf 2024 per definitie het geval zijn. Deze wijziging geldt overigens ook voor de doorschuifregeling inzake een aanmerkelijk belang.  In onze Prinsjesdag special gingen we al uitgebreid in op de BOR en de aanstaande veranderingen. Wilt u dit nog eens nalezen, gebruik dan deze link.

Ook is een aantal wijzigingen per 2025 en per 2026 aangekondigd voor de BOR en/of DSR. Het lage percentage van de vrijstelling goingconcernwaarde van de bedrijfsopvolgingsregeling in de schenk- en erfbelasting (BOR) wordt per 1 januari 2025 verlaagd van 83% naar 75%. In het wetsvoorstel was een verlaging naar 70% voorgesteld. Met ingang van 1 januari 2025 vervalt de voorwaarde van ‘ten minste 0,5%’ voor situaties waarin de verkrijger een bloed- of aanverwant in de neergaande lijn is van een rechtsvoorganger die een indirect aanmerkelijk belang hield in dat andere lichaam. Van de regelingen die in 2026 in werking moeten treden, zijn de exacte voorwaarden nog niet bekend.

Tip!
Overweegt u uw bedrijf op korte termijn te schenken en wilt u daarbij gebruikmaken van de BOR of DSR, bekijk dan of het – gelet op bovengenoemde wijzigingen – aantrekkelijk is dit nog in 2023 of 2024 te laten plaatsvinden of juist te wachten tot 2025. Onze adviseurs denken graag met u mee.

nan

Disclaimer

Bij de samenstelling van de Eindejaarstips 2023 is naar uiterste
betrouwbaarheid en zorgvuldigheid gestreefd. Onze organisatie kan niet
aansprakelijk worden gesteld voor eventuele onjuistheden en de gevolgen
hiervan.

In de Fiscale Eindejaarstips hebben wij zo veel mogelijk rekening gehouden met de belastingplannen van het (demissionaire) kabinet voor volgend jaar. Ook de moties en amendementen die de Tweede Kamer pal voor het reces aannam, zijn erin verwerkt.

Let op!

Een aantal plannen van het kabinet is nog niet definitief. Deze moeten nog door de (Tweede en) Eerste Kamer worden goedgekeurd. Welke dat zijn, kunnen wij u uiteraard vertellen. Ook worden nog steeds nieuwe plannen bekendgemaakt of worden huidige plannen aangepast. Daarom overleggen wij graag met u of het verstandig is wel of geen stappen te zetten. En zo ja, welke!

Wij zetten hieronder 9 belangrijke fiscale eindejaarstips voor werkgevers uiteen:

1. Rapportageplicht werkgebonden personenmobiliteit voor grote werkgevers

Werkgevers met meer dan 100 werknemers worden per 1 januari 2024 verplicht om de CO2-uitstoot van hun personeel bij te houden, met als doel een reductie van 1,5 megaton CO2 in 2030.

Alle zakelijke reizen van het personeel moeten worden bijgehouden, zowel het woon-werkverkeer als alle overige zakelijke reizen. Op basis van de ingediende gegevens berekent de RVO de CO2-emissie. Voldoet u aan de criteria? Dan heeft u tot uiterlijk 1 januari 2024 de tijd om uw administratie hierop aan te passen.

Voorlopig geldt alleen de verplichting tot rapportering. Vanaf 2026 kan er aanvullende regelgeving komen als blijkt dat uw werknemers samen te veel CO2 uitstoten. Deze rapportageverplichting is onderdeel van het ‘Besluit CO2-reductie werkgebonden personenmobiliteit’, een maatregel in het Klimaatakkoord.

U heeft als werkgever onder meer de volgende gegevens nodig:

Via een digitaal formulier levert u de gevraagde gegevens bij RVO aan. Ook de CO2-berekening wordt via dit digitale formulier gedaan. De rapportage over 2024 moet uiterlijk 30 juni 2025 zijn ingediend. Voor het digitale formulier heeft u minimaal eHerkenning niveau eH2+ met machtiging RVO-diensten nodig.

 

2. Verhoging belastingvrije reiskostenvergoeding

Stelt u geen vervoersmiddel ter beschikking aan uw werknemer, dan kunt u de werknemer in 2023 een belastingvrije vergoeding van maximaal € 0,21/km geven. Het maakt daarbij niet uit op welke wijze de werknemer reist. Dit geldt voor zowel woon-werkverkeer als voor zakelijke kilometers. Bij reizen per openbaar vervoer mag u ook de werkelijke kosten vergoeden. Het bedrag van de belastingvrije vergoeding stijgt in 2024 naar € 0,23/km.

Let op! 

U bent als werkgever arbeidsrechtelijk in beginsel niet verplicht dit verhoogde bedrag ook aan uw werknemers te betalen. Dit is anders indien in een arbeidsovereenkomst, de arbeidsvoorwaarden en de cao is bepaald dat de maximale fiscale vergoeding moet worden vergoed. In dat geval heeft u geen keuze en moet u mee met de verhoging.

 

3. Verruiming vrijstelling ov-abonnement en voordeel-urenkaarten

De huidige twee regelingen voor het onbelast verstrekken van ov-abonnementen door werkgevers worden vervangen door één vrijstelling binnen de werkkostenregeling. Enige voorwaarde is dat de werknemer het abonnement ook gebruikt (in welke mate dan ook) voor zakelijke reizen (waaronder woon-werkverkeer). De verruiming betekent dat u uw werknemers in 2024 eerder een onbelast ov-abonnement kunt verstrekken. U hoeft dit namelijk niet meer onder te brengen in de werkkostenregeling of te bruteren als u wilt voorkomen dat uw werknemer een deel van de kosten zelf dient te betalen. Als de werknemer het ov-abonnement ook privé gebruikt, levert dat geen belastingheffing op.

 

4. Benut uw mogelijkheden binnen de werkkostenregeling

Benut ook dit jaar uw mogelijkheden binnen de werkkostenregeling. Beoordeel uw nog resterende vrije ruimte en bekijk of zaken die u in 2024 wilt vergoeden dan wel verstrekken nog in 2023 kunnen worden vergoed of verstrekt (bij ‘vergoeden’ koopt de werknemer de zaak en betaalt u hem terug, bij ‘verstrekken’ koopt u de zaak en geeft u deze aan de werknemer). Het is namelijk niet mogelijk om de vrije ruimte die in 2023 over is door te schuiven naar 2024. 

Houd er rekening mee dat de vrije ruimte (alleen) in 2023 is verruimd. Tot een loonsom van € 400.000 bedraagt de vrije ruimte dit jaar 3% en volgend jaar (2024) nog slechts 1,92%. Over het meerdere blijft de vrije ruimte 1,18%. Dreigt u dit jaar de vrije ruimte te overschrijden, overweeg dan het verschaffen van vergoedingen en verstrekkingen uit te stellen tot 2024. Dit is uiteraard alleen voordelig als u in 2024 naar verwachting binnen de vrije ruimte blijft.

Houd rekening met het gebruikelijkheidscriterium: vergoedingen en verstrekkingen kunnen niet in de vrije ruimte worden ondergebracht als deze op zichzelf ongebruikelijk zijn en/of de omvang van de vergoeding/verstrekking ongebruikelijk is. Ongebruikelijk betekent in dit verband een afwijking van 30% of meer van wat in vergelijkbare omstandigheden gebruikelijk is. Het betekent echter niet dat alleen zakelijke vergoedingen en verstrekkingen in de werkkostenregeling kunnen worden ondergebracht.

Tip!
Maak gebruik van de doelmatigheidsmarge van € 2.400 per persoon per jaar. Tot dit bedrag beschouwt de Belastingdienst de vergoedingen/verstrekkingen in ieder geval als gebruikelijk. Het bedrag van € 2.400 geldt in alle redelijkheid, dus bijvoorbeeld niet voor zover het loon van de werknemer lager is dan de bedragen waar hij recht op heeft volgens de Wet op het minimumloon of als stagiair. Overigens betekent dit niet dat het bedrag van € 2.400 per definitie onbelast is. Het bedrag telt ‘gewoon’ mee voor de vrije ruimte en als u die vrije ruimte overschrijdt, betekent dat een extra heffing van 80%.

Heeft u nog geen andere belaste vergoedingen of verstrekkingen gehad, dan kunt u zichzelf dit jaar als dga bijvoorbeeld ook een eindejaarsbonus geven van € 2.400. Staat uw partner ook op de loonlijst, dan geldt dit ook voor hem of haar.

Let op! 

Dit is niet mogelijk als u gebruikmaakt van een betalingsregeling in het kader van het bijzonder uitstel van betaling voor coronaschulden. De extra betaling kan dan worden aangemerkt als bonus waarvoor een verbod geldt.

 

5. Heroverweeg gebruik concernregeling binnen werkkostenregeling

Heeft u meerdere bv’s, dan kunt u binnen de werkkostenregeling (WKR) de concernregeling toepassen. Door de concernregeling kan een bv die tot een concern behoort de ongebruikte vrije ruimte van een andere bv binnen hetzelfde concern benutten. Door de grotere vrije ruimte bij een loonsom tot € 400.000 is het gebruik van de concernregeling echter niet altijd voordelig. Als u de concernregeling toepast, kunt u namelijk maar één keer profiteren van de extra vrije ruimte van 3% die dit jaar geldt over de eerste € 400.000 van de loonsom. Vanaf 2024 is dit nog maar 1,92%. Het gebruik van de concernregeling is optioneel en u hoeft uw keuze pas ná 2023 te bepalen.

Tip!
Maak alleen gebruik van de concernregeling binnen de WKR indien deze positief voor u uitpakt. Houd er hierbij rekening mee dat de concernregeling alleen geldt voor bv’s, nv’s en stichtingen en dat een belang van minimaal 95% gedurende het gehele jaar vereist is.

6. Loonkostenvoordeel voor lage lonen

Werkgevers die werknemers in dienst hebben met een loon tussen 100 en 125% van het wettelijk minimumloon (WML), krijgen een tegemoetkoming in de vorm van het lage-inkomensvoordeel (LIV). U krijgt het LIV alleen voor werknemers met minimaal 1.248 verloonde uren per jaar. Het gaat daarbij om alle uitbetaalde uren, dus ook uren waarvoor niet gewerkt wordt. Denk aan betaald verlof, ziekte, overwerk en uitbetaalde verlofuren.

Tip!
Ga na voor welke werknemers u op grond van het uurloon het loonkostenvoordeel zou kunnen ontvangen. Ga vervolgens na of zij het minimaal vereiste aantal uren werken. Zitten ze net onder de grens, dan kan het lonend zijn het aantal uren te verhogen. Zelfs als u uw werknemer extra betaald verlof zou geven, tellen de uren mee en kunt u het loonkostenvoordeel wellicht toch binnenhalen.

Is het uurloon te hoog, dan kunt u in plaats van loon wellicht gebruikmaken van alternatieven. Denk daarbij aan onbelaste kostenvergoedingen en het onderbrengen van belast loon in de werkkostenregeling. Dit loon telt namelijk niet mee voor de bepaling van het LIV.

Jeugd-LIV  

Voor jongeren van 18 t/m 20 jaar geldt een lagere tegemoetkoming in de vorm van het jeugd-LIV. De bedragen voor 2023 vindt u in onderstaande tabel. De eis van minstens 1.248 verloonde uren geldt niet voor het jeugd-LIV. 

Leeftijd op 31-12-2022 

Jeugd-LIV per uur 

Maximum jeugd-LIV per jaar 

18 jaar 

€ 0,07 

€ 135,20 

19 jaar 

€ 0,08 

€ 166,40 

20 jaar 

€ 0,30 

€ 613,60 

  

7. Vraag tijdig de WBSO aan

Werkgevers die innovatieve activiteiten verrichten, kunnen via de WBSO een fiscale tegemoetkoming krijgen in de vorm van een percentage van de gemaakte kosten. Deze kosten bestaan uit de direct toerekenbare salariskosten plus de overige toerekenbare kosten van innovatie. Als u innovatieve activiteiten gaat uitvoeren, kunt u de WBSO vooraf online aanvragen bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (rvo.nl). Aanvragen kan in vier periodes per jaar.

Let op! 

Aanvragen voor de eerste periode van 2024 moeten uiterlijk 20 december 2023 bij RVO binnen zijn.

 

8. Beperken 30%-regeling (Expat-regeling) vanaf 2024

Werknemers die van buiten Nederland worden aangeworven om in Nederland te komen werken, maken dubbele kosten (zogenaamde extraterritoriale kosten). Onder voorwaarden mag een werkgever deze kosten onbelast vergoeden. Dat mag op declaratiebasis, waarbij dus de werkelijke (kwalificerende) kosten worden vergoed. Makkelijker (en vaak voordeliger) is het om standaard 30% van de totale beloning onbelast te vergoeden (zonder nader bewijs). De afgelopen jaren zijn veel buitenlandse werknemers in Nederland aan de slag gegaan met deze 30%-regeling.

Op de valreep is voor de ingang van het verkiezingsreces besloten dat de 30%-regeling per 1 januari 2024 wordt versoberd en wel als volgt. Deze wordt voor maximaal de eerste 20 maanden gesteld op maximaal 30% van het belastbare loon, voor maximaal de daaropvolgende 20 maanden op maximaal 20% van dat loon en voor maximaal de daaropvolgende 20 maanden tot maximaal 10% van dat loon. Na 60 maanden is de maximale looptijd van een beschikking met betrekking tot de 30%-regeling verstreken. Er geldt een overgangsregeling voor werknemers die in het laatste tijdvak van 2023 in het bezit waren van een 30%-beschikking. Het kan dus lonen om nieuwe werknemers die in aanmerking komen voor de 30%-regeling nog net eind dit jaar in dienst te nemen in plaats van begin volgend jaar.

Let op! 

Vraag de 30% aan binnen vier maanden na indiensttreding, zodat de regeling met terugwerkende kracht tot de start van de dienstbetrekking mag worden toegepast. Vraagt u de regeling later aan, dan bestaat geen recht op terugwerkende kracht en mag de regeling pas worden toegepast vanaf de eerste dag van de maand na de maand waarin de aanvraag is gedaan.

Tip! Bij wisseling van werkgever bestaat recht op continuering van de 30%-regeling. Tussen beide dienstbetrekkingen moet dan minder dan drie maanden zitten. Tevens kan continuering binnen vier maanden na de start van de nieuwe dienstbetrekking worden aangevraagd.

 

9. Handhaving op schijnzelfstandigheid in 2025 weer hervat

In 2016 is de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelatie (Wet DBA) ingevoerd. De handhaving van de Wet DBA blijft in principe vooralsnog achterwege, maar dat gaat veranderen. De Belastingdienst gaat vanaf 1 januari 2025 weer handhaven op schijnzelfstandigheid. Er is sprake van schijnzelfstandigheid als een zelfstandige (zzp’er) in de praktijk verkapt in dienst is bij een opdrachtgever. De handhaving zal intensiever gaan plaatsvinden: handhaving is al mogelijk bij situaties waarin sprake is van kwade trouw of een aanwijzing hiertoe. Er ligt een wetsvoorstel omtrent de beoordeling van arbeidsverhoudingen. Kern van dit voorstel is dat werkinhoudelijke aansturing en organisatorische inbedding van de arbeid aanwijzingen zijn voor een dienstverband. Contra-indicatie is werken voor eigen rekening en risico. Verder is een rechtsvermoeden van een arbeidsovereenkomst bij een maximum uurtarief van € 32,24 opgenomen. Dit wetsvoorstel is nog in behandeling. Mocht hierover meer bekend zijn, dan besteden wij daar aandacht aan in onze nieuwsbrieven.

Let op! 

De modelovereenkomst op basis van vrije vervanging wordt per 1 januari 2024 ingetrokken. Controleer of u nog werkt met dergelijke modelovereenkomsten.

nan nan

Disclaimer

Bij de samenstelling van de Eindejaarstips 2023 is naar uiterste
betrouwbaarheid en zorgvuldigheid gestreefd. Onze organisatie kan niet
aansprakelijk worden gesteld voor eventuele onjuistheden en de gevolgen
hiervan.

1. Houd rekening met verval lage bijtelling na 60 maanden

Het percentage aan bijtelling voor de auto van de zaak geldt gedurende maximaal 60 volle kalendermaanden. Daarna is het dan geldende percentage van toepassing (bij auto’s van vóór 2017 dient u zelfs uit te gaan van 25% in plaats van 22%). Heeft u een elektrische auto van de zaak die in 2019 op kenteken is gezet, houd er dan rekening mee dat de lage bijtelling van 4% tot een cataloguswaarde van € 50.000 in 2024 verloopt. Vanaf dat moment geldt voor die auto een bijtelling van 16% tot een cataloguswaarde van € 30.000 en 22% over het meerdere.

Tip!
Krijgt de auto een (fors) hogere bijtelling, dan kan het voordeliger zijn deze in privé te gaan rijden. Deze optie bestaat voor dga’s en overige werknemers, maar in beginsel niet voor de ondernemer in de inkomstenbelasting. Als u ondernemer bent in de inkomstenbelasting, moet u namelijk een bijzondere reden hebben om de auto voortaan tot het privévermogen te rekenen. Gebruikt u de auto vanaf 2024 echter minder dan 10% zakelijk, dan bent u zelfs verplicht de auto als privé aan te merken. Op deze manier kunt u de bijtelling dus wel ontgaan.
Bij overname van de auto in privé vervalt de bijtelling, moeten alle autokosten privé betaald worden en kan voor zakelijke kilometers, inclusief woon-werkverkeer, een belastingvrije vergoeding van € 0,21/km worden gegeven. Dit bedrag wordt in 2024 verhoogd naar € 0,23/km.

Wordt de bijtelling voor u in 2024 fors hoger, dan kunt u ook overwegen de auto vanaf 1 januari 2024 aantoonbaar nog maximaal 500 kilometer privé te gebruiken en zo de bijtelling voorkomen.

              

2. Vervallen voordeel bpm voor bestelauto’s van ondernemers in 2025

Btw-ondernemers die een bestelauto minstens 10% zakelijk gebruiken, hebben bij aanschaf van een bestelauto recht op vrijstelling van bpm. Dat scheelt fors qua investering. Dit voordeel verdwijnt met ingang van 2025.
Vanaf 2025 zullen ondernemers dus ook bpm gaan betalen bij de aanschaf van bestelauto’s. Daarbij zal de grondslag – net zoals bij personenauto’s – afhankelijk zijn van de CO2-uitstoot.

Tip!
Voor veel ondernemers is de aanschaf van een bestelauto een grote uitgave. In de financiële planning kan het daarom raadzaam zijn de aanschaf niet in 2025 of later te doen, maar naar voren te halen en in (uiterlijk) 2024 te plannen. Door daar nu al rekening mee te houden, blijft een onderneming flexibel daarin.

Wat kunt u als ondernemer fiscaal dit jaar nog regelen? Een aantal aangekondigde veranderingen vraagt om goede planning.

In de Fiscale Eindejaarstips hebben wij zo veel mogelijk rekening gehouden met de belastingplannen van het (demissionaire) kabinet voor volgend jaar. Ook de moties en amendementen die de Tweede Kamer pal voor het reces aannam, zijn erin verwerkt.

Let op!

Een aantal plannen van het kabinet is nog niet definitief. Deze moeten nog door de (Tweede en) Eerste Kamer worden goedgekeurd. Welke dat zijn, kunnen wij u uiteraard vertellen. Ook worden nog steeds nieuwe plannen bekendgemaakt of worden huidige plannen aangepast. Daarom overleggen wij graag met u of het verstandig is wel of geen stappen te zetten. En zo ja, welke!

Wij zetten hieronder 2 belangrijke fiscale eindejaarstips voor alle belastingplichtigen uiteen:

Disclaimer

Bij de samenstelling van de Eindejaarstips 2023 is naar uiterste betrouwbaarheid en zorgvuldigheid gestreefd. Onze organisatie kan niet aansprakelijk worden gesteld voor eventuele onjuistheden en de gevolgen hiervan.

nan

Wat kunt u als ondernemer fiscaal dit jaar nog regelen? Een aantal aangekondigde veranderingen vraagt om goede planning.

In de Fiscale Eindejaarstips hebben wij zo veel mogelijk rekening gehouden met de belastingplannen van het (demissionaire) kabinet voor volgend jaar. Ook de moties en amendementen die de Tweede Kamer pal voor het reces aannam, zijn erin verwerkt.

Let op!

Een aantal plannen van het kabinet is nog niet definitief. Deze moeten nog door de (Tweede en) Eerste Kamer worden goedgekeurd. Welke dat zijn, kunnen wij u uiteraard vertellen. Ook worden nog steeds nieuwe plannen bekendgemaakt of worden huidige plannen aangepast. Daarom overleggen wij graag met u of het verstandig is wel of geen stappen te zetten. En zo ja, welke!

Wij zetten hieronder 6 belangrijke fiscale eindejaarstips inzake de btw uiteen:

1. Verwerk personeelsuitgaven en relatiegeschenken in laatste btw-aangifte

Uiterlijk eind januari moeten de meeste ondernemers de laatste btw-aangifte van het jaar 2023 indienen. Vergeet dan niet te kijken naar de uitgaven voor uw personeel en relatiegeschenken. De btw op deze uitgaven is niet altijd aftrekbaar. Personeelsuitgaven zijn bijvoorbeeld personeelsuitjes en het bekende kerstpakket. Relatiegeschenken kunnen verschillend van aard zijn. Een bekend voorbeeld is het kistje wijn met kerst. De btw ten aanzien van personeelsuitgaven is niet aftrekbaar als de uitgaven voor het personeelslid in een jaar meer bedragen dan € 227 (excl. btw). Blijven de uitgaven onder dit bedrag, dan is de btw wel aftrekbaar. Dit betekent dat u moet berekenen wat de uitgaven aan personeelsvoorzieningen per werknemer in een jaar zijn geweest.
Voor een aantal voorzieningen geldt een uitzondering of een speciale regeling. Dit geldt in elk geval voor verhuiskosten, de auto van de zaak en voor fietsen.

Wanneer is de aftrek van btw op relatiegeschenken soms beperkt? De btw is niet aftrekbaar als de ontvanger van uw geschenk – als hij het zelf zou kopen – minder dan 30% van de btw in aftrek zou kunnen brengen én u in dat jaar aan deze relatie meer dan € 227 (excl. btw) aan relatiegeschenken heeft gegeven.

Heeft u op genoemde uitgaven in de loop van het jaar te veel of juist te weinig btw in aftrek gebracht, dan dient u dit in de laatste btw-aangifte te corrigeren.

 

2. Maak gebruik van de KOR

De kleine ondernemersregeling (KOR) is sinds 2020 een vrijstellingsregeling. Ondernemers met een lagere jaaromzet dan € 20.000 kunnen hiervoor kiezen. De regeling is niet verplicht. De keuze voor de KOR houdt in dat u geen btw in rekening hoeft te brengen en automatisch bent ontheven van allerlei btw-verplichtingen.

Let op! 

U verliest ook uw recht op btw-aftrek. De KOR geldt ook voor rechtspersonen, zoals bv’s, stichtingen en verenigingen. Ondernemers die hebben gekozen voor de KOR en die vervolgens in de loop van enig jaar de omzetgrens van € 20.000 overschrijden, worden vanaf dat moment weer btw-plichtig.

Met name voor ondernemers die te maken hebben met afnemers/klanten die de btw niet kunnen terugvragen, kan de KOR uitkomst bieden.

Ondernemers die de KOR willen toepassen, dienen dit tijdig te melden bij de inspecteur. Het aanmeldformulier hiervoor moet uiterlijk vier weken voor de ingangsdatum van het aangiftetijdvak waarin u de KOR wilt laten ingaan, door de Belastingdienst zijn ontvangen. Een eenmaal gemaakte keuze voor de KOR geldt in beginsel voor drie jaar.

Let op! 

Wilt u vanaf 2024 van de nieuwe KOR gebruikmaken, meldt u zich hiervoor dan uiterlijk eind november 2023 aan.

3. Meldt u zich op tijd aan voor de One-Stop-Shop (OSS)

Als u een webshop heeft of anderszins goederen of digitale diensten verkoopt aan particulieren in de EU, dan moet u bij het overschrijden van een totale EU-omzetdrempel van € 10.000 de btw voldoen in de lidstaten van uw klanten. Deze regeling is op 1 juli 2021 ingegaan. Om te voorkomen dat u zich in de verschillende lidstaten moet registreren, bestaat de mogelijkheid de buitenlandse btw-aangifte(n) via het zogenaamde One-Stop-Shop-systeem in te dienen. U moet zich aanmelden bij de Belastingdienst. Met behulp van eHerkenning logt u daartoe in in de ondernemingsportal ‘Mijn Belastingdienst Zakelijk’. Doe dat tijdig. Raadzaam is om dat te doen voorafgaand aan het btw-tijdvak waarin u bijvoorbeeld de EU-omzetdrempel overschrijdt. Voorbeeld: als u vanaf 1 januari 2024 gebruik wenst te maken van het nieuwe OSS-aangiftesysteem, raden wij u aan zich vóór 1 januari 2024 aan te melden bij de Belastingdienst.

 

4. Houd de herzieningstermijn in de gaten

Als u in de afgelopen tien jaar een onroerende zaak met btw heeft aangeschaft, let er dan op dat de in aftrek gebrachte btw in het jaar van ingebruikname en de negen opvolgende jaren in bepaalde gevallen moet worden gecorrigeerd. Dit is het geval als de verhouding van het gebruik van de onroerende zaak voor btw-belaste versus btw-vrijgestelde prestaties voor meer dan 10% is gewijzigd ten opzichte van het gebruik waarvan u uitging op het moment van aanschaf. Dit heeft tot gevolg dat u mogelijk btw moet terugbetalen of juist terugkrijgt van de Belastingdienst. Deze herzienings-btw geeft u op in de laatste btw-aangifte van het jaar.

Let op! 

Ook voor roerende zaken waarop dient te worden afgeschreven, geldt een herzieningstermijn. De termijn hiervoor bedraagt echter het jaar van ingebruikname en de vier jaren erna.

 

5. Vraag de btw op oninbare vorderingen terug

Als uw afnemers/debiteuren u niet betalen, kunt u de al in rekening gebrachte en afgedragen btw onder voorwaarden terugkrijgen. Het moet dan duidelijk zijn dat uw afnemer niet zal betalen, zoals bij een faillissement. Bij fictie is een niet-betaalde vordering sowieso één jaar na de opeisbaarheid daarvan oninbaar. U doet er dan verstandig aan de btw in dat tijdvak via de btw-aangifte terug te vragen. Een later ingediend verzoek om teruggaaf biedt minder zekerheid op succes. Soms is ook al eerder duidelijk dat u niet meer op betaling hoeft te rekenen.

Tip!
Als een vordering één jaar na opeisbaarheid nog niet is betaald, kunt u de btw in ieder geval terugvragen. De andere kant van de medaille is dat u de btw op een inkomende factuur weer moet terugbetalen aan de Belastingdienst indien u de factuur nog niet heeft betaald en sinds het verlopen van de betaaltermijn ervan al een jaar is verstreken.
De btw op de vordering kan in de reguliere aangifte worden teruggevraagd in het tijdvak waarin de vordering oninbaar is gebleken.


6. Vergeet btw privégebruik auto niet in uw laatste btw-aangifte

Voor auto’s van de zaak die ook privé gebruikt worden, moet in de laatste btw-aangifte van het jaar btw over het privégebruik betaald worden. Daar staat tegenover dat u door het jaar heen de btw op alle autokosten in aftrek kunt brengen, althans, als u de auto gebruikt voor btw-belaste omzet. Voor de btw geldt woon-werkverkeer ook als privé.

Voor het btw-privégebruik moet u in beginsel uitgaan van de verhouding tussen de zakelijke en privékilometers, afgezet tegen de vooraftrek. Indien u deze gegevens niet kunt ontlenen aan uw administratie, kunt u gebruikmaken van een forfaitaire regeling. Ga daarbij uit van een btw-heffing van 2,7% van de catalogusprijs van de auto, inclusief btw en bpm.

Tip!
Voor de auto van de zaak die meer dan vier kalenderjaren (ná het jaar van ingebruikneming) in de onderneming is gebruikt, geldt een lager forfait van 1,5%. Datzelfde percentage geldt ook als u bij de aankoop van de auto geen btw in aftrek kon brengen. 

Let op! 

U mag de forfaitaire regeling alleen toepassen als het privégebruik niet kan worden vastgesteld. Indien u het privégebruik wel kunt vaststellen, moet u btw betalen over het werkelijke privégebruik. Dit kan soms voordeliger zijn. U dient dan wel een (globale) kilometerregistratie bij te houden. Houd er rekening mee dat  woon-werkverkeer als privé wordt gezien.
Tip!
De niet-aftrekbare btw in verband met het privégebruik is een kostenpost voor uw bedrijf en dus aftrekbaar van de winst.

Disclaimer

Bij de samenstelling van de Eindejaarstips 2023 is naar uiterste betrouwbaarheid en zorgvuldigheid gestreefd. Onze organisatie kan niet aansprakelijk worden gesteld voor eventuele onjuistheden en de gevolgen hiervan.

nan

Samenloopregeling btw/overdrachtsbelasting aandelentransacties vastgoedlichamen

De samenloopvrijstelling in de overdrachtsbelasting wordt aangepast om een gelijk speelveld te creëren tussen aandelentransacties en ‘stenen’transacties. Het betreft situaties waarin een vennootschap nieuw ontwikkeld vastgoed houdt en waarbij in plaats van het vastgoed zelf (‘de stenen’), de aandelen worden overgedragen. In voorkomende gevallen is dan én geen btw én geen overdrachtsbelasting verschuldigd. Het voorstel houdt in dat als het vastgoed in de vennootschap voor minder dan 90 procent voor btw-belaste prestaties wordt gebruikt (zoals bij de verhuur van woningen of vastgoed in de onderwijs- of zorgsector), de verkrijging van de aandelen belast is met 4 procent overdrachtsbelasting.

Schenkingsvrijstelling eigen woning afgeschaft

De verruimde schenkingsvrijstelling voor de eigen woning wordt per 2024 geheel geschrapt. In aanloop daartoe was deze vrijstelling van 106.671 euro (2022) per 1 januari 2023 al verlaagd tot 28.947 euro.

nan nan

EIA, MIA en VAMIL verlengd

De energie-investeringsaftrek (EIA), maar ook de milieu/investeringsaftrek (MIA) en willekeurige afschrijving milieu-investeringen (VAMIL) voor ondernemers worden met vijf jaar verlengd, tot en met 2028. Vanaf 1 januari 2024 wordt het aftrekpercentage van de EIA 40%.
In 2023 is het aftrekpercentage nog 45,5%. U kunt de energie-investeringsaftrek (EIA) gebruiken als u investeert in energiebesparende en duurzame bedrijfsmiddelen van minimaal 2.500 euro en maximaal 136 miljoen euro. Zoals zonnepanelen, een warmtepomp of isolatie van uw bedrijfspand.

Subsidies voor de energietransitie

Uit het klimaatfonds wordt 11,8 miljard euro ingezet om bestaande subsidie-instrumenten voort tezetten. Voorbeelden hiervan zijn stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie (SDE++), versnelde klimaatinvesteringen in de industrie (VEKI) en topsector energie (TSE) programma's. Ook worden middelen aangewend voor nieuwe subsidie-instrumenten voor het opschalen van waterstof en grote CO2-reducerende projecten met alternatieve technologie, zoals het elektrificeren van kraken en groene chemie.

Verduurzamen bedrijfspand of huurwoning

Wilt u investeren in isolatiemaatregelen, dan kunt u in 2024 voor het eerst gebruik maken van de zakelijke Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (ISDE). De regering wil de regeling daarmee uitbreiden. Daar tegenover staat dat de subsidie niet meer is te gebruiken voor zonnepanelen en windmolens. In 2023 kan dat nog wel.

U kunt ISDE gebruiken voor het verduurzamen van uw bedrijfspand of woningen die u verhuurt. De zakelijke ISDE-subsidie geldt onder meer voor de aanschaf van (hybride) warmtepompen en zonneboilers. Als u zakelijk gebruik maakt van ISDE-subsidie, dan kunt  deze investering niet aanmelden voor Energie-investeringsaftrek (EIA).

Verduurzamen mobiliteit

Duurzame mobiliteit wordt gestimuleerd met subsidies.
Zo is er de SEBA (Subsidie Emissieloze Bedrijfsauto’s). Ondernemers kunnen met subsidie overstappen op een elektrische bestelwagen. Het subsidiebedrag is maximaal 5.000 euro per bedrijfsauto. Het totale jaarbudget voor de SEBA in 2023 is 33 miljoen euro. Uw aanvraag kunt u indienen tot 29 december. Overigens loopt in 2023 voor het eerst de subsidieaanvraag voor emissieloze auto’s voor particulieren geen storm.

Koopt of importeert u een personenauto, bestelauto of motor? In 2025 betaalt u meer belasting op personenauto’s en motorrijwielen (bpm). De bpm bestaat uit een vast starttarief (vaste voet) en een variabel tarief (afhankelijk van de uitstoot van het voertuig). In 2025 gaat het tarief van de vaste voet omhoog naar ongeveer 600 euro. In 2023 is de vaste voet 400 euro.

Verlaging accijns op brandstof stopt?

De laatste tijd gaan er veel stemmen op om de tijdelijke verlaging van de accijns op brandstof in stand te houden. Een meerderheid van de Tweede Kamer spreekt zich uit tegen het afschaffen van de verlaging, teneinde de koopkracht niet verder terug te laten lopen. De verlaging van de accijns op benzine en andere brandstof is per 1 juli 2023 voor de helft teruggedraaid en de tweede helft zou volgen per 1 januari 2024.

Duurzaamheidsrapportages (CSRD) verplicht voor grote bedrijven 

Vanaf 2024 moeten alle beursgenoteerde bedrijven en grote ondernemingen verplicht verslag uitbrengen over duurzaamheidsbeleid en prestaties. Dit is het gevolg van de Europese richtlijn Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD). De CSRD verplicht bedrijven te vertellen over de milieu- en sociale gevolgen van hun activiteiten. Bedrijven moeten deze informatie laten toetsen door een accountant.

Een bedrijf is ‘groot’ als de onderneming aan minimaal 2 van deze eisen voldoet:

De verplichte rapportages worden stap voor stap ingevoerd. Middelgrote en kleine bedrijven zijn minimaal tot boekjaar 2026 vrijgesteld van de CSRD. Maar zij krijgen wel te maken met eisen van hun CSRD-plichtige klanten of leveranciers. De wijziging gaat naar verwachting in vanaf 2024, voor rapporten die in 2025 worden gepubliceerd.

Het belang van Duurzaamheid, ESG-wetgeving en ESG-reporting nu en in de toekomst is voor HLB Blömer accountants en adviseurs de aanleiding geweest om de samenwerking aan te gaan met het platform Green by Blue. Met behulp van Green by Blue kan HLB Blömer u ondersteunen bij het ontwerp en de implementatie van duurzaamheidsrapportages en kennis opbouwen om dergelijke rapportages in de toekomst ook te kunnen voorzien van assurance.  Lees hier meer over deze samenwerking. 

nan nan

De Wet fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen komt in de plaats van het Besluit dat dit nu regelt. Inhoudelijk wijzigt een aantal zaken. De nieuwe wet moet in werking treden vanaf 1 januari 2025.  

Kwalificatieverschillen van rechtsvormen tussen verschillende belastingstelsels kunnen ertoe leiden dat hybride mismatches ontstaan. De nieuwe wet zal dit voorkomen door de oorzaak, de kwalificatieverschillen, aan te pakken. Het kabinet kiest ervoor om de rechtsvorm-vergelijkingsmethode te behouden. Er wordt een tweetal methoden voorgesteld voor het geval er geen vergelijkbare Nederlandse rechtsvorm is aan te wijzen. 

De eerste methode is de symmetrische methode en is van toepassing als het buitenlandse lichaam niet in Nederland is gevestigd. Op grond van deze methode wordt een lichaam als niet-transparant aangemerkt indien dat lichaam volgens de fiscale regelgeving van de staat, die dat lichaam als inwoner behandelt, zelfstandig belastingplichtig is. 

De tweede methode is de vaste methode op basis waarvan een buitenlands lichaam dat in Nederland is gevestigd, en niet vergelijkbaar is met een Nederlandse rechtsvorm, altijd wordt aangemerkt als zelfstandig belastingplichtig (niet-transparant). 

De drie kwalificatiemethoden worden in de inkomsten-, vennootschaps-, dividend- en bronbelasting zoveel mogelijk verankerd.
Met ingang van 1 januari 2025 wordt iedere cv als fiscaal transparant aangemerkt. Het toestemmingsvereiste voor de cv vervalt waardoor het kenmerkende onderscheid tussen de open cv en de besloten cv niet meer zal bestaan.

Het overgangsrecht voorziet in een viertal faciliteiten: doorschuiffaciliteit, aandelenfusie, gespreide betaling en doorschuiffaciliteit bij terbeschikkingstellingssituaties.

Wijziging transparantieregels fonds voor gemene rekening

Per 1 januari 2025 wijzigen de voorwaarden waaronder een fonds als zelfstandig vennootschapsbelastingplichtig (non-transparant) fonds voor gemene rekening (fgr) kwalificeert. Een fonds kwalificeert als fgr wanneer:

  1. het fonds kan worden aangemerkt als een beleggingsfonds of fonds voor collectieve belegging in effecten als bedoeld in artikel 1:1 Wft; én 
  2. er sprake is van verhandelbare bewijzen van deelgerechtigdheid.

Een niet kwalificerend fonds is fiscaal transparant en de vermogensbestanddelen worden daarbij toegerekend aan de belegger en rechtstreeks bij de participanten belast met inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting.

Afschaffing aftrek giften door vennootschap

De giftenaftrek in de vennootschapsbelasting wordt afgeschaft per 1 januari 2024 Dat betekent dat giften aan Algemeen Nut Beogende Instellingen (ANBI’s) en Sociaal Belang Behartigende Instellingen (SBBI’s) niet meer ten laste van de fiscale winst kunnen worden gebracht.  Aan de andere kant wordt een niet-zakelijke gift aan een ANBI of SBBI niet langer gezien als een verkapte winstuitdeling aan de aanmerkelijkbelanghouder. Nu geldt nog dat je een schenking aan een ANBI of SBBI van de winst mag aftrekken. De maximale giftenaftrek per jaar is 50% van de winst, met een maximum van 100.000 euro.

Vastgoedvennootschappen

Voor 2025 is nog een maatregel aangekondigd die het opknippen van vennootschappen met voornamelijk vastgoed moet tegengaan. Door een vennootschap op te knippen in meerdere kleinere vennootschappen kan worden bereikt dat een groter bedrag aan rente aftrekbaar wordt onder de earningsstrippingmaatregel (ook wel EBITDA maatregel). Dan kan de franchise van 1 miljoen euro namelijk vaker worden toegepast. Voorgesteld wordt bij vastgoedlichamen met (aan derden) verhuurd vastgoed de drempel van 1 miljoen euro helemaal buiten toepassing te laten. De maatregel is geen onderdeel van het Belastingplan.

nan nan

nan nan

Er gaat nogal wat veranderen in de Bedrijfsopvolgingsregeling (BOR). Bij vererving of schenking van een bedrijf kunnen fiscale faciliteiten van toepassing zijn op grond van de Bedrijfsopvolgingsregeling. De regering wil in 2024 de eerste stap zetten voor de vereenvoudiging en versobering van die regeling. Naast de BOR kan onder voorwaarden bij vererving of schenking ook de Doorschuifregeling (DSR) worden gebruikt. Dan betaalt de schenker of erflater geen inkomstenbelasting. De belastingclaim gaat over naar de verkrijger.

Verhuurd vastgoed voor BOR en DSR als beleggingsvermogen aangemerkt

Heb je onroerende zaken aan derden verhuurd, dan valt dat vanaf volgend jaar standaard onder het beleggingsvermogen. Daardoor kan het niet meer onder de BOR vallen. Ook onroerende zaken die op het moment van schenken of vererven niet worden verhuurd aan derden, maar wel daarvoor zijn bestemd, vallen onder deze maatregel. 

Afschaffing 5%-doelmatigheidsmarge in de BOR en DSR

De 5%-doelmatigheidsmarge in de BOR wordt per 1 januari 2025 afgeschaft; de datum van afschaffing van deze marge in de DSR wordt later bekendgemaakt. De 5%-doelmatigheidsmarge houdt in dat aanwezig beleggingsvermogen ter grootte van maximaal 5 procent van het ondernemingsvermogen, toch kwalificeert voor de BOR en DSR. 

Kwalificatie keuzevermogen als ondernemingsvermogen in de BOR en DSR

Bedrijfsmiddelen die niet alleen in de onderneming worden gebruikt (zogenaamd keuzevermogen), kwalificeren per 2025 slechts als ondernemingsvermogen voor zover ze daadwerkelijk binnen de onderneming worden gebruikt. Dit gaat gelden voor bedrijfsmiddelen met een waarde in het economisch verkeer van minimaal 100.000 euro. 

Verlaging BOR-vrijstellingspercentage

De 100% belastingvrijstelling via de BOR stijgt in 2025 van zo’n 1,2 naar 1,5 miljoen euro. De vrijstelling voor het bedrag boven deze 1,5 miljoen euro daalt van 83 naar 70%. De verlaging is voor kleinere bedrijven dan ook wat voordeliger dan voor grotere bedrijven.

BOR en DSR alleen voor reguliere 5%-aandelenbelangen

Om de uitvoering te vereenvoudigen en het optuigen van constructies te beperken, wordt de toepassing van de BOR en DSR per 2026 beperkt tot aandelen met een minimaal belang van vijf procent die volledig meedelen in de winst en de liquidatieopbrengst (reguliere aandelen). De faciliteiten blijven wel gelden voor preferente aandelen die in het kader van een gefaseerde bedrijfsopvolging zijn uitgegeven en de huidige verwateringsregeling blijft ook bestaan. Deze maatregel komt naar verwachting in het Belastingplan 2025.

Afschaffing dienstbetrekkingseis in de DSR

De regering wil ook de DSR aanpassen. Nu geldt die alleen als de verkrijger op het schenkingstijdstip al 36 maanden in dienst is bij de vennootschap. Met ingang van 2025 vervalt deze eis. Per 2025 wordt bij schenkingen een minimumleeftijd van 21 jaar voor de bedrijfsopvolger geïntroduceerd. De minimumleeftijd geldt voor zowel de BOR als de DSR. Deze eis zal niet gelden bij vererving.

Versoepeling van de bezits- en voortzettingseis BOR

De bezits- en voortzettingseis voor de BOR conflicteren soms met de bedrijfseconomische dynamiek en worden daarom in 2026 versoepeld. Denk aan wijziging in de activiteiten of herstructurering (o.a. tegen de marktwaarde inbrengen van de onderneming in een bv). Het kabinet onderzoekt momenteel tevens de vormgeving van een verkorting van de vijfjaarstermijn. Deze maatregelen komen naar verwachting in het Belastingplan 2025.

Aanpak oneigenlijk gebruik BOR

Per 2026 pakt de regering oneigenlijk gebruik van de BOR aan. Bijvoorbeeld het in het zicht van overlijden omzetten van grote vermogens in ondernemingsvermogen, zonder reële bedrijfsoverdracht (rollatorinvesteringen). Mogelijk wordt dit tegengegaan door een langere bezits- en voortzettingstermijn vanaf hoge leeftijd en een antimisbruikbepaling. Ook wordt de ‘dubbel-BOR-constructie’ onwenselijk geacht, waarbij schenking plaatsvindt van een onderneming met toepassing van de BOR, waarna de onderneming na het voldoen van de voortzettingstermijn wordt teruggekocht met vrij vermogen. Na het wederom verstrijken van de bezitstermijn vindt er opnieuw een schenking van dezelfde onderneming plaats met toepassing van de BOR. Maatregelen tegen dergelijk oneigenlijk gebruik komen naar verwachting in het Belastingplan 2025.

nan nan

Box 3:

En verder:

nan nan

Heeft u zich al ingeschreven voor onze nieuwsbrief?
Inschrijven →

© 2024 HLB Nannen | Cookie statement | Privacy statement | Algemene voorwaarden | KVK 01140751 | BTW NL0033 79 760 B01

linkedin facebook pinterest youtube rss twitter instagram facebook-blank rss-blank linkedin-blank pinterest youtube twitter instagram