*Bij de samenstelling van deze Eindejaarstips 2021 is naar uiterste betrouwbaarheid en zorgvuldigheid gestreefd. Onze organisatie kan niet aansprakelijk worden gesteld voor eventuele onjuistheden en de gevolgen hiervan.
Per 1 januari 2017 bestaat een schenkingsvrijstelling voor de
eigen woning. Voor 2021 bedraagt deze vrijstelling € 105.302. Deze
vrijstelling kan onder voorwaarden gespreid over drie opeenvolgende jaren benut
worden. Als de ontvanger van de schenking deze gebruikt voor aflossing van de
schuld inzake de eigen woning, kan door spreiding de boeterente misschien
(deels) worden voorkomen.
De geschonken bedragen moeten uiterlijk in het tweede kalenderjaar
na het kalenderjaar waarin de eerste schenking is gedaan, worden gebruikt voor
de eigen woning. Voorwaarde voor de vrijstelling is dat de begunstigde tussen
18 en 40 jaar moet zijn. Als de schenking gespreid plaatsvindt, moet op alle
momenten aan deze voorwaarde worden voldaan.
Degene die de schenking ontvangt, moet deze gebruiken voor de
eigen woning. Het gaat om de verwerving of verbouwing van een eigen woning, de
afkoop van rechten van erfpacht, opstal of beklemming met betrekking tot die
woning en de aflossing van de eigenwoningschuld of de restschuld na verkoop van
de eigen woning.
De vrijstelling is niet beperkt tot schenkingen tussen ouders en
kind. Hierdoor kan er ook buiten de gezinssituatie gebruik worden gemaakt van
de vrijstelling.
De schenking leidt bij u tot een lager belastbaar vermogen in box 3. Schenkt u nog in 2021, dan bespaart u in 2022 belasting in box 3.
Als u geen hypotheekrente in aftrek brengt, hoeft u slechts een
gering deel van het eigenwoningforfait bij te tellen. Om die reden kan het
verstandig zijn om een lage hypotheekschuld af te lossen. Bijkomend voordeel is
dat hiermee ook uw box 3-vermogen lager wordt en u dus ook minder belasting in
box 3 betaalt. Uiteraard moet u dan wel zorgen dat u uiterlijk 31 december 2021
aflost.
LET OP!
Deze regeling wordt vanaf 2019 over een periode van dertig jaar geleidelijk afgeschaft. Uw voordeel zal dus per jaar kleiner worden en uiteindelijk verdwijnen.
LET OP!
Bedenk vooraf of u mogelijk op een later moment geen ander bestedingsdoel heeft voor het voor de aflossing gebruikte box 3-vermogen. Indien u later opnieuw voor dat bedrag een hypotheek voor uw woning afsluit, is de rente namelijk niet meer aftrekbaar.
Met rentemiddeling wordt bedoeld dat u uw huidige rentevaste
periode openbreekt en dat u andere afspraken maakt met uw hypotheekverstrekker.
Dit kan zonder dat ineens de boeterente vanwege vervroegd aflossen betaald
hoeft te worden. Bij rentemiddeling is de boeterente namelijk niet ineens
verschuldigd, maar wordt uitgesmeerd over de nieuwe rentevaste periode. Hiermee
wordt een lagere hypotheekrente ineens bereikbaar voor een veel grotere groep.
Onderzoek daarom of in uw situatie rentemiddeling een mogelijkheid is.
De boeterente bij rentemiddeling is eveneens aftrekbaar. Naast de
boeterente kan het rentepercentage ook verhoogd worden met andere opslagen die
geen verband houden met de boeterente. Bijvoorbeeld een opslag voor het risico
van vroegtijdig aflossen van de hypotheekschuld.
Deze andere opslagen, boven op de hypotheekrente en de boeterente,
mogen in totaal niet hoger zijn dan 0,2%. Als dat het geval is, komen deze
andere opslagen ook voor renteaftrek in aanmerking.
Het tarief waartegen de (boete)rente in aftrek kan worden gebracht, wordt afgebouwd tot 37,05% (2023). In 2021 is de rente maximaal aftrekbaar tegen 43%. Door dit jaar een lening over te sluiten en de boeterente te betalen, kan mogelijk een fiscaal voordeel worden behaald ten opzichte van de rentemiddeling.
LET OP!
Als het percentage van de andere opslagen hoger is dan 0,2%, kan over de gehele andere opslag geen rente worden afgetrokken. U moet dan de betaalde rente herrekenen naar de rente die u mag aftrekken als betaalde hypotheekrente.
nan
*Bij de samenstelling van deze Eindejaarstips 2021 is naar uiterste betrouwbaarheid en zorgvuldigheid gestreefd. Onze organisatie kan niet aansprakelijk worden gesteld voor eventuele onjuistheden en de gevolgen hiervan.
Aan het eind van het jaar heeft u meer zicht op eventueel te
behalen winst. Wellicht komt u in de
inkomstenbelasting net in het hoogste tarief. Het kan dan
aantrekkelijk zijn om uw winst te verlagen door bijvoorbeeld kosten
of een geplande investering naar voren te halen. Houd hierbij wel rekening
met de invloed die dit heeft op uw totale kleinschaligheidsinvesteringsaftrek.
Let hierbij ook op de invloed van inkomensafhankelijke heffingskortingen op de
te betalen belasting. Laat het effect berekenen door uw adviseur!
Wijkt uw winst af van de verwachtingen, vraag dan op tijd een nieuwe voorlopige aanslag aan. Hiermee voorkomt u de hoge belastingrente (sinds 1 oktober 2020 is deze weer terug op 4%) en verlaagt u uw vermogen in box 3.
Als ondernemer heeft u in beginsel
recht op de investeringsaftrek voor kleinschalige investeringen. Een van de voorwaarden
is een minimum investeringsbedrag, in 2021 € 2.401. De KIA krijgt u bovendien
alleen voor investeringsgoederen waarop u moet afschrijven. Het bedrijfsmiddel moet
dus minstens € 450 kosten. Investeert u in 2021 in totaal dus minstens voor €
2.401 aan bedrijfsmiddelen die ieder minstens € 450 kosten, dan heeft u recht
op de KIA.
Rondom de
investeringsaftrek is er een aantal zaken om rekening mee
te houden: het moment van het aangaan van investeringsverplichtingen
(opdrachtbevestiging, ondertekening offerte e.d.) in combinatie met de tabel
van de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek.
Het percentage aan aftrek is in
2021 het hoogst als het totaal aan verplichtingen ligt tussen € 2.400
en € 59.170 (namelijk: 28%). Tussen € 59.170 en € 109.574 is de
KIA een vast bedrag: € 16.568. Het plannen, en voor zover mogelijk het
spreiden van investeringsverplichtingen, loont vaak de moeite.
Ook moet het bedrijfsmiddel in
gebruik genomen zijn in 2021 óf er moet voldoende (25%) aanbetaald zijn.
Anders schuift de aftrek door naar latere jaren. Afhankelijk van de verwachte
winsten kan het aantrekkelijk zijn nog in 2021 een aanbetaling te doen.
Let daarbij wel op de risico’s zoals de kans op faillissement van de
leverancier.
LET OP!
Soms mag u bedrijfsmiddelen willekeurig afschrijven, zoals sommige bedrijfsmiddelen die op de Milieulijst staan. Heeft u deze nog niet in gebruik genomen, dan kunt u toch willekeurig afschrijven over maximaal het bedrag dat u in het jaar van investeren heeft betaald.
Heeft u in de afgelopen vijf jaar (dus tussen 2017 en 2021) gebruikgemaakt van de investeringsaftrek en verkoopt u het bedrijfsmiddel weer of ruilt u het in, dan krijgt u mogelijk te maken met de desinvesteringsbijtelling, waardoor u een gedeelte van de aftrek weer moet terugbetalen. Houd hier rekening mee en wacht, voor zover mogelijk, met de desinvestering tot in 2022.
Als u milieuvriendelijk investeert, heeft u mogelijk recht op de milieu-investeringsaftrek (MIA). De percentages hiervan worden in 2022 verhoogd, dus zou het aantrekkelijk zijn om uw investeringen uit te stellen tot 2022. Het is nu nog echter niet duidelijk welke bedrijfsmiddelen voor de MIA in aanmerking komen in 2022 en welk percentage dan voor het betreffende bedrijfsmiddel geldt. De nieuwe Milieulijst wordt eind 2021 gepubliceerd. Houd deze eind dit jaar in de gaten en beslis dan of u nog dit jaar of beter juist volgend jaar milieuvriendelijk investeert. Bereid een en ander alvast voor met uw leverancier.
LET OP!
Van de KIA zijn uitgesloten: goodwill, grond, woonhuizen en personenauto’s die niet bestemd zijn voor beroepsvervoer. Ook zijn uitgesloten de investeringen die u voor 70% of meer verhuurt.
Door een arrest van de Hoge Raad moest de KIA voor uw investeringen in alle ondernemingen samen worden toegepast. Het kabinet heeft alsnog duidelijk gemaakt dat vanaf 2021 de KIA per onderneming dient te worden berekend en toegepast. Een ondernemer die meerdere ondernemingen heeft, mag voor elke onderneming apart de KIA berekenen. Dit pakt meestal voordelig uit.
Beoordeel of uw ondernemingsverlies
uit het verleden nog tijdig kan worden verrekend. Uw ondernemingsverlies in de
inkomstenbelasting kunt u verrekenen met positieve inkomsten in box 1 uit de
drie voorafgaande jaren en de negen volgende jaren.
Dreigt uw verlies uit het verleden verloren te gaan vanwege het verlopen van de termijn? Beoordeel dan of er mogelijkheden zijn om uw winst dit jaar te verhogen. U kunt bijvoorbeeld bepaalde uitgaven uitstellen of omzetten eerder realiseren. Een in januari geplande verkoop van een bedrijfsmiddel wordt dan wellicht in december extra aantrekkelijk. Overleg met uw adviseur over de mogelijkheden.
Liquiditeiten met een laag rendement, zoals uw bedrijfsbankrekening, kunt u het best pas na 31 december overbrengen naar privé. Op die manier voorkomt u de relatief hoge belasting in box 3.
Andersom is het verstandig om noodzakelijke liquiditeiten vanuit privé vóór 31 december van dit jaar over te maken naar uw bedrijfsrekening. Als voorwaarde voor liquide middelen in de onderneming geldt dat ze niet duurzaam overtollig mogen zijn. U moet dus aannemelijk kunnen maken dat u de banksaldi nodig heeft voor de onderneming (voor investeringen of als buffer om verplichtingen na te kunnen komen).
Dit zorgt voor een hoger ondernemingsvermogen, wat ook van belang is voor dotatie aan de fiscale oudedagsreserve.
LET OP!
Pas op voor de antimisbruikmaatregelen tegen box-hoppen. Vermogen dat voor 1 januari vanuit box 3 naar de onderneming wordt overgebracht én dat niet langer dan zes aaneengesloten maanden binnen deze box wordt gebruikt, rekent de fiscus toe aan beide boxen met dubbel belasting betalen als gevolg. Voor vermogen dat langer dan drie maanden, maar minder dan zes maanden van box is verwisseld, hoeft u geen dubbele belasting te betalen als u zakelijke motieven kunt bewijzen.
nan
*Bij de samenstelling van deze Eindejaarstips 2021 is naar uiterste betrouwbaarheid en zorgvuldigheid gestreefd. Onze organisatie kan niet aansprakelijk worden gesteld voor eventuele onjuistheden en de gevolgen hiervan.
De eerste schijf van de vennootschapsbelasting met een tarief van
15% wordt in 2022 verlengd. Het lage tarief geldt in 2021 voor de eerste € 245.000
winst, maar vanaf 2022 voor de eerste € 395.000 winst.
Valt de winst van uw bv dit jaar hoger uit dan € 245.000, probeer dan om
kosten van uw onderneming zo veel mogelijk in de tijd naar voren te halen en
opbrengsten zo veel mogelijk uit te stellen. Denk bijvoorbeeld aan de
kostenegalisatiereserve, de herinvesteringsreserve, voorzieningen en aan
vervroegd afschrijven. Op deze manier blijft uw winst wellicht zowel dit jaar
als volgend jaar slechts belast tegen een tarief van 15%.
Jaar |
Tarief eerste schijf |
Lengte eerste schijf |
Tarief tweede schijf |
2020 |
16,5% |
€ 200.000 |
25% |
2021 |
15% |
€ 245.000 |
25% |
2022 |
15% |
€ 395.000 |
25% |
LET OP!
Het tarief van 25% wordt waarschijnlijk per 2022 verhoogd naar 25,8%. De Tweede Kamer zal dit voorstel waarschijnlijk aannemen, maar ook de Eerste Kamer moet nog akkoord gaan. Het is dus nog niet definitief.
Zijn uw bv’s op dit moment gevoegd in
een fiscale eenheid voor de Vpb, houd deze dan eens tegen het licht. De fiscale
eenheid betaalt vennootschapsbelasting over het geheel van winsten van de
gevoegde bv’s.
Gezien het toenemende verschil tussen het lage en het hoge tarief wordt het
verbreken van de fiscale eenheid interessanter. Het tariefverschil bedraagt
vanaf 2021 immers 10%-punt (15% respectievelijk 25%) en heeft vanaf 2022
betrekking op de eerste € 395.000 winst. Na verbreking van de fiscale eenheid
kan elke bv voor zich het tariefsopstapje benutten.
Ook als er plannen zijn om een
deelneming te verkopen in 2022 is ontvoeging van de deelneming uit de fiscale
eenheid voor de Vpb per 1 januari 2022 de moeite waard. Dit voorkomt een extra
fiscaal boekjaar in 2022.
LET OP!
Het verbreken van een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting kan niet met terugwerkende kracht plaatsvinden. Als verbreking per 2022 gewenst is, moet het verzoek hiertoe vóór 1 januari 2022 zijn ontvangen door de Belastingdienst.
Weeg alle voor- en nadelen van de fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting goed af voor u besluit tot verbreking over te gaan. Wees ook alert op mogelijke onbedoelde gevolgen bij verbreking. Zo dient u wellicht belasting te betalen over vermogensverschuivingen tussen de bv’s in de afgelopen zes jaar. Uw belastingadviseur denkt graag met u mee.
Vanaf 2022 verandert de
verliesverrekening in de vennootschapsbelasting. De veranderingen zijn als
volgt:
nan
De verrekening wordt beperkt tot maximaal € 1 miljoen plus 50% van de belastbare winst. Bij een winst van € 2 miljoen kan dus € 1,5 miljoen verrekend worden. Dit geldt zowel voor voorwaartse als achterwaartse verliesverrekening.
De achterwaartse verliesverrekening blijft één jaar. In ruil voor de beperking wordt de voorwaartse verliesverrekening onbeperkt in tijd in plaats van de huidige zes jaar. Dit geldt ook voor alle verliezen die per 2022 nog verrekenbaar zijn. Dat zijn (door overgangsrecht) alle verliezen vanaf 2013.
LET OP!
Dat betekent dat verliezen uit 2012 alleen nog in 2021 kunnen worden verrekend. Als sprake is van een verlies uit 2012 dat dreigt te verdampen, ga dan na of het mogelijk is de winst in 2021 zodanig te verhogen, bijvoorbeeld via afstoting van een bedrijfsmiddel met boekwinst, dat het verlies uit 2012 nog kan worden verrekend.
LET OP!
Zijn er in het verleden verliezen geleden groter dan € 1 miljoen, beoordeel dan in hoeverre deze verliezen nog in 2021 verrekend kunnen worden. Immers, vanaf 2022 moet meer winst gemaakt worden om deze verliezen te kunnen verrekenen!
Met betrekking tot uw aanslag vennootschapsbelasting 2021 rekent de Belastingdienst vanaf 1 juli 2022 een rente van 8%! Voorkom belastingrente over 2021 en controleer of uw voorlopige aanslag juist is. Is deze te laag, vraag dan zo snel mogelijk een nieuwe voorlopige aanslag aan, als de liquiditeitspositie dat toelaat. Zodra de omvang van de winst van uw bv op het einde van het jaar min of meer bekend is, is ook duidelijk of het verstandig is een nieuwe voorlopige aanslag aan te vragen.
LET OP!
De belastingrente is tot 1 januari 2022 verlaagd naar 4% vanwege de coronacrisis.
Overigens is vanaf 2020 in de wet opgenomen dat geen belastingrente in rekening wordt gebracht als de aangifte vennootschapsbelasting wordt ingediend voor de eerste dag van de zesde maand na het tijdvak waarover de belasting wordt geheven (doorgaans 1 juni) en de belastingaanslag wordt vastgesteld overeenkomstig de ingediende aangifte.
Als ondernemer heeft u in beginsel recht op de investeringsaftrek voor kleinschalige investeringen. Een van de voorwaarden is een minimum investeringsbedrag, in 2021 € 2.401. De KIA krijgt u bovendien alleen voor investeringsgoederen waarop u moet afschrijven. Het bedrijfsmiddel moet dus minstens € 450 kosten. Investeert u in 2021 in totaal dus minstens voor € 2.401 aan bedrijfsmiddelen die ieder minstens € 450 kosten, dan heeft u recht op de KIA.
Rondom de investeringsaftrek is er een aantal zaken om rekening mee te houden: het moment van het aangaan van investeringsverplichtingen (geven opdracht, ondertekening offerte e.d.) in combinatie met de tabel van de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek. Het percentage aan aftrek is in 2021 het hoogst als het totaal aan verplichtingen ligt tussen € 2.400 en € 59.170. Het plannen, en voor zover mogelijk het spreiden van investeringsverplichtingen, loont vaak de moeite.
Ook moet het bedrijfsmiddel in gebruik genomen zijn in 2021 óf er moet voldoende (25%) aanbetaald zijn. Anders schuift de aftrek door naar latere jaren. Afhankelijk van de verwachte winsten kan het aantrekkelijk zijn nog in 2021 een aanbetaling te doen. Let daarbij wel op de risico’s zoals de kans op faillissement van de leverancier.
LET OP!
Soms mag u bedrijfsmiddelen willekeurig afschrijven, zoals sommige bedrijfsmiddelen die op de Milieulijst staan. Heeft u deze nog niet in gebruik genomen, dan kunt u toch willekeurig afschrijven over maximaal het bedrag dat u in het jaar van investeren heeft betaald.
Heeft u in de afgelopen vijf jaar (dus in de periode tussen 2017 en 2021) gebruikgemaakt van de investeringsaftrek en verkoopt u het bedrijfsmiddel weer of ruilt u het in, dan krijgt u mogelijk te maken met de desinvesteringsbijtelling, waardoor u een gedeelte van de aftrek weer moet terugbetalen. Houd hier rekening mee en wacht, voor zover mogelijk, met de desinvestering.
Als u milieuvriendelijk investeert, heeft u mogelijk recht op de milieu-investeringsaftrek (MIA). De percentages hiervan worden in 2022 verhoogd, dus zou het aantrekkelijk zijn om uw investeringen uit te stellen tot 2022. Het is nu nog echter niet duidelijk welke bedrijfsmiddelen voor de MIA in aanmerking komen in 2022 en welk percentage dan voor het betreffende bedrijfsmiddel geldt. De nieuwe Milieulijst wordt eind 2021 gepubliceerd. Houd deze eind dit jaar in de gaten en beslis dan of u nog dit jaar of beter juist volgend jaar milieuvriendelijk investeert. Bereid een en ander alvast voor met uw leverancier.
LET OP!
Van de KIA zijn uitgesloten: goodwill, grond, woonhuizen en personenauto’s die niet bestemd zijn voor beroepsvervoer. Ook zijn uitgesloten de investeringen die u voor 70% of meer verhuurt.
Beoordeel uw nog resterende vrije ruimte en bekijk of zaken die u in 2022 wilt vergoeden dan wel verstrekken nog in 2021 kunnen worden vergoed dan wel verstrekt (bij ‘vergoeden’ koopt de werknemer de zaak en betaalt u hem terug, bij ‘verstrekken’ koopt u de zaak en geeft u deze aan de werknemer). Het is namelijk niet mogelijk om de vrije ruimte die in 2021 over is, door te schuiven naar 2022.
Houd er rekening mee dat de vrije ruimte in 2021 is verruimd vanwege de coronacrisis. Tot een loonsom van € 400.000 bedraagt de vrije ruimte dit jaar 3% en over het meerdere 1,18%.
Houd ook rekening met het (lastige) gebruikelijkheidscriterium. Dit houdt in dat uw vergoedingen en verstrekkingen niet in de vrije ruimte kunnen worden ondergebracht als deze op zichzelf ongebruikelijk zijn en/of de omvang van de vergoeding/verstrekking ongebruikelijk is. Een afwijking van 30% of meer van wat in vergelijkbare omstandigheden gebruikelijk is, geldt in dit geval als ongebruikelijk. Volgens een arrest van de Hoge Raad betekent het echter niet dat alleen zakelijke vergoedingen en verstrekkingen in de werkkostenregeling kunnen worden ondergebracht. In de betreffende zaak ging het om aandelenpakketten.
Maak gebruik van de doelmatigheidsmarge van € 2.400 per persoon per jaar. Tot dit bedrag beschouwt de Belastingdienst de vergoedingen/verstrekkingen in ieder geval als gebruikelijk. Het bedrag van € 2.400 geldt in alle redelijkheid, dus bijvoorbeeld niet voor zover het loon van de werknemer lager is dan de bedragen waar hij recht op heeft volgens de Wet op het minimumloon of als stagiair. Overigens betekent dit niet dat het bedrag van € 2.400 per definitie onbelast is. Het bedrag telt ‘gewoon’ mee voor de vrije ruimte en als u die vrije ruimte overschrijdt, betekent dat een extra heffing van 80%.
Heeft u nog geen andere belaste vergoedingen of verstrekkingen gehad, dan kunt u zichzelf dit jaar als dga bijvoorbeeld ook een eindejaarsbonus geven van € 2.400. Staat uw partner ook op de loonlijst, dan geldt dit ook voor hem of haar.
LET OP!
Dit is niet mogelijk als u gebruik heeft gemaakt van de loonkostensubsidie NOW 2 en volgende in het kader van de coronacrisis en u een voorschot in de tegemoetkoming kreeg van € 100.000 of meer, dan wel een definitieve tegemoetkoming van € 125.000 of meer. Dit verbod op een bonus voor de dga en partner geldt ook onder NOW 1 als er gebruik is gemaakt van de concernregeling. Verder geldt het verbod ook als u langer dan drie maanden bijzonder uitstel van betaling heeft gekregen.
Bezit u veel vermogen in privé, dan betaalt u hierover in box 3 belasting. Deze belasting loopt op naarmate u over meer vermogen beschikt. In 2022 betaalt u over het gedeelte van het belastbaar vermogen boven € 1.000.000 per 1 januari 2022 zelfs 1,71% belasting, ongeacht het behaalde rendement.
Het kan bij een hoog privévermogen lonend zijn om een deel hiervan over te brengen naar de bv, vooral als dit vermogen relatief laag rendeert. Dit kan via een kapitaalstorting aan uw bv. Op deze manier betaalt u minder belasting in box 3.
*Bij de samenstelling van deze Eindejaarstips 2021 is naar uiterste betrouwbaarheid en zorgvuldigheid gestreefd. Onze organisatie kan niet aansprakelijk worden gesteld voor eventuele onjuistheden en de gevolgen hiervan.
De tarieven in box 1 blijven volgend jaar vrijwel gelijk. De meeste
aftrekposten gaan echter volgend jaar minder voordeel opleveren, zeker als uw
inkomen meer dan € 69.398 bedraagt en u aftrekposten (deels) tegen het
hoogste tarief kunt aftrekken. Dit jaar kan dat nog tegen 43%. In 2022 komen
aftrekposten in aftrek tegen maximaal 40%. Het maximum aftrekpercentage wordt
voor het overgrote deel van de aftrekposten verder afgebouwd naar 37,05% in
2023.
U kunt hierop inspelen door aftrekposten zoveel mogelijk in de tijd naar voren te halen.
Een gift van bijvoorbeeld € 10.000 aan een ANBI:
Voorbeeld voordeel aftrekpost € 10.000,-
Jaar |
Tarief |
Voordeel |
2021 |
43% |
€ 4.300 |
2022 |
40% |
€ 4.000 |
2023 |
37,05% |
€ 3.705 |
Ook met betrekking tot uitgaven voor onderhoudsverplichtingen, uitgaven voor specifieke zorgkosten, weekenduitgaven voor gehandicapten, aftrekbare giften, het restant persoonsgebonden aftrek van voorgaande jaren en verliezen op beleggingen in durfkapitaal is het verstandig deze aftrekposten zo mogelijk naar voren te halen (te clusteren).
Zorgkosten zijn onder voorwaarden aftrekbaar. Er geldt wel een
drempel, die afhankelijk is van de hoogte van uw inkomen. Hoe hoger uw inkomen,
hoe hoger de drempel. Alleen zorgkosten die boven de drempel uitstijgen, zijn
aftrekbaar.
Probeer daarom uw zorgkosten zo veel mogelijk binnen een jaar te laten
vallen. Koopt u bijvoorbeeld in 2021 een nieuw gehoorapparaat en laat u in 2022
uw gebit renoveren, dan heeft u in beide jaren te maken met de drempel. Wanneer
u beide uitgaven in één jaar doet (het betalingsmoment is beslissend voor het
jaar van aftrek) levert dit de meeste aftrek op.
Net als bij de aftrekposten in de bovengenoemde tip wordt ook hier de maximale aftrek de komende jaren minder bij een inkomen boven € 69.398. Haal zorgkosten dus zo mogelijk naar voren. Vanaf 2023 levert de aftrek van zorgkosten immers nog maar een fiscaal voordeel op van maximaal 37,05%.
U kunt een extra aftrekpost creëren door dit jaar een lijfrente te
kopen of een bedrag te storten op uw lijfrentespaarrekening of
lijfrentebeleggingsrecht. De betaalde bedragen zijn alleen aftrekbaar als
sprake is van onvoldoende pensioenopbouw. Aan het begin van het jaar mag u nog
niet de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt hebben. Het pensioenopbouwtekort wordt
bepaald aan de hand van de jaar- en reserveringsruimte. U kunt deze ruimte
berekenen op de site van de Belastingdienst (www.belastingdienst.nl). Als u voldoet aan de voorwaarden
voor aftrek, kunt u de premie in 2021 aftrekken tegen maximaal 49,5%.
Lijfrentes blijven ook de komende jaren gewoon aftrekbaar tegen het
tabeltarief. Als u nu de premie kunt aftrekken tegen 49,5% en wanneer de
uitkeringen vanwege een daling van uw inkomen te zijner tijd belast zijn tegen
37,05%, dan bedraagt het tariefvoordeel 12,45%-punt.
Zorg dat u de lijfrentepremies in 2021 betaalt! Alleen dan kunt u deze nog in aftrek brengen in uw aangifte inkomstenbelasting 2021. Bovendien vermindert u daarmee uw vermogen, zodat u minder belasting betaalt in box 3.
LET OP!
De betaalde lijfrentepremie vermindert de te betalen belasting, maar niet de te betalen premie Zvw. Over de lijfrente-uitkering betaalt u bij ontvangst wel premie Zvw. Dit betekent een dubbele heffing, voor zover uw inkomen bij uitbetaling van de lijfrentetermijnen onder de Zvw-premiegrens valt en u nu de Zvw-premiegrens nog niet heeft bereikt. Hierdoor wordt het nettorendement van de lijfrente kleiner.
Bepaalde heffingskortingen zijn inkomensafhankelijk. Zo is uw algemene heffingskorting mogelijk hoger door de aftrek van een lijfrentepremie. Boven een inkomen van € 68.507 heeft de lijfrentepremieaftrek in 2021 geen effect meer op de algemene heffingskorting.
Giften aan goede doelen zijn onder voorwaarden aftrekbaar.
Voor giften geldt een drempel van 1% van uw verzamelinkomen vóór aftrek van
persoonsgebonden aftrekposten, met een minimum van € 60. Alleen het bedrag
aan giften boven deze drempel is aftrekbaar.
Voor giften geldt ook een plafond (maximum) van 10% van het verzamelinkomen
vóór aftrek van persoonsgebonden aftrekposten.
U kunt giften over meerdere jaren beter clusteren, zodat u maar één jaar met de drempel te maken heeft. Komt u met uw giften boven het plafond van 10% uit, dan is het juist beter uw giften over meerdere jaren te spreiden.
Houd er ook rekening mee dat door een beperking van de maximale aftrek de giftenaftrek bij eenzelfde inkomen de komende jaren minder oplevert. Haal aftrekbare giften dus zo mogelijk naar voren. Vanaf 2023 levert een gift immers nog maar een fiscaal voordeel op van maximaal 37,05%.
Periodieke giften zijn giften aan goede doelen in de vorm van vaste en gelijkmatige periodieke uitkeringen die uiterlijk eindigen bij overlijden. Om aftrekbaar te zijn, dient u gebruik te maken van een notariële of onderhandse akte van schenking. En de gift dient ten minste voor een periode van vijf jaar te worden verstrekt. Voor periodieke giften geldt geen drempel en ook geen plafond, maar wel een aantal eisen. Een dergelijke akte kunt u downloaden vanaf de site van de Belastingdienst.
Schenk periodiek als u geen last wilt hebben van de drempel of het plafond. Bereken wel of het inspelen op het plafond en de drempel door periodiek te schenken opweegt tegen het nadeel dat uw schenking over een langere periode wordt uitgesmeerd en vanwege de dalende tarieven minder oplevert.
Als u een bv heeft, kunt u ook namens de bv schenken. De aftrek bedraagt dan ten hoogste 50% van de winst, met een maximum van € 100.000.
Profiteer ook dit jaar nog van de jaarlijkse schenkvrijstelling in de schenkbelasting (en verlaag daarmee uw vermogen in box 3).
Zo kunt u in 2021 uw kinderen belastingvrij € 6.604 schenken en uw kleinkinderen of derden € 3.244. Deze vrijstellingen zijn in 2021 eenmalig met € 1.000 verhoogd vanwege de coronacrisis.
Die € 1.000 vervalt weer in 2022.
Voor kinderen tussen 18 en 40 jaar geldt een eenmalige verhoging van dit bedrag tot:
LET OP!
De eenmalige schenking van € 105.302 ten behoeve van de eigen woning geldt ook voor andere personen dan de eigen kinderen. Houd wel rekening met de voorwaarden van deze schenking. De schenking kan eveneens worden toegepast indien het kind ouder is dan 40, maar een partner heeft tussen de 18 en 40 jaar oud.
De jubelton staat momenteel ter discussie in de politiek. De toekomst van deze schenkvrijstelling is nogal onzeker. Bij twijfel kunt u beter zo snel mogelijk van deze faciliteit gebruik maken.
Heeft u op dit moment veel spaargeld in box 3, denk dan eens aan
de oprichting van een spaar-bv of een open fonds voor gemene rekening om daarin
vóór 31 december 2021 uw spaargeld te storten. De bv of het fonds betaalt over
de daadwerkelijk ontvangen spaarrente tot een bedrag van € 395.000 in 2022
15% vennootschapsbelasting en over het meerdere 25% vennootschapsbelasting (dit wordt waarschijnlijk
25,8% in 2022).
Als de ontvangen spaarrente na belasting wordt uitgekeerd naar privé, betaalt u
hierover in 2022 26,9% belasting in box 2 van de inkomstenbelasting.
Gecombineerd is dat zo’n 38% van de daadwerkelijk ontvangen spaarrente tot
€ 395.000. Dat is vaak vele malen minder dan de 0,56% tot 1,71% belasting
die u in 2022 over uw spaarsaldi betaalt in box 3, hoewel er in box 3 wel een vrijstelling
geldt van (in 2022) € 50.650 per persoon. Toch is het verschil in
belastingheffing tussen spaargeld in box 3 en spaargeld in een bv/fonds al gauw
duizenden euro’s.
LET OP!
De fiscale behandeling van het open fonds voor gemene rekening staat momenteel ter discussie. Er ligt een wetsvoorstel waardoor in veel situaties het open fonds niet meer zelfstandig belastingplichtig zal zijn voor de vennootschapsbelasting. In plaats daarvan zouden de participanten hun belang in het fonds dan moeten aangeven in box 3 waardoor het fonds vanuit fiscaal perspectief zijn aantrekkelijkheid verliest. Dit is iets om rekening mee te houden.
Uitgaande van de forfaitaire rendementen in box 3 voor 2022 is een spaar-bv/-fonds pas bij een rendement van minstens 3,58% (belastbaar vermogen € 100.000 tot € 1.000.000) respectievelijk minstens 4,51% (belastbaar vermogen meer dan € 1 miljoen) niet voordeliger.
Met een bv zijn kosten gemoeid: oprichtingskosten, jaarlijks opstellen van een jaarrekening en dergelijke. En om het spaargeld na verloop van tijd belastingvrij naar privé te halen, is een gang naar de notaris nodig. Het is belangrijk bij de keuze voor de bv-variant deze kosten af te trekken van de jaarlijkse voordelen om te bepalen of het geheel voor u aantrekkelijk is.
Een spaar-bv of open fonds voor gemene rekening zorgt er ook voor dat het spaargeld niet meer meetelt voor de vermogenstoets voor de toeslagen en de vermogenstoets voor de eigen bijdrage bij het verblijf in een verzorgingsinstelling.
nan
Verhalen
over financiële zorgen en financiële stress na overlijden zijn geen uitzondering.
Wij kunnen daarom niet vaak genoeg blijven benadrukken dat dit financieel bewustzijn
belangrijk is. Ook als je nog jong bent!
Dat zijn vrouw na zijn overlijden geen pensioen ontvangt, hadden ze zich niet gerealiseerd.
Bron: Algemeen Dagblad, 21 september 2021
In een speciale reeks van artikelen gaan wij de dieper in op aspecten die belangrijk zijn voor vrouwen. In dit derde deel gaan we dieper in op het belang van een goede regeling bij overlijden van de partner.
Voor veel mensen die in loondienst
zijn en een pensioenregeling hebben, zal er een nabestaandenpensioen worden
opgebouwd. Maar dat is zeker niet altijd het geval.
Is het partnerpensioen
opgebouwd op risicobasis? Dan vervalt dit als jij of je partner de pensioenregeling
verlaten bij verandering van baan of werkloosheid. Er is dan geen recht op het nabestaandenpensioen
dat bij de vorige werkgever is opgebouwd.
Daarnaast komt het regelmatig voor dat op
pensioendatum gekozen wordt voor uitruil van het nabestaandenpensioen naar een
hoger ouderdomspensioen. Vaak met de gedachte om nog jarenlang samen te kunnen
genieten van een hoger ouderdomspensioen. De harde werkelijkheid kan zijn dat
bij vroegtijdig overlijden van de pensioengerechtigde, de partner geen recht
meer heeft op een nabestaandenpensioen en fors terugvalt in inkomen.
Ondernemers zullen hun eigen pensioen moeten opbouwen. Dat kan in de vorm van een voorziening bij de eigen BV of door op een andere manier vermogen op te bouwen. Hoeveel vermogen heb je nodig om levenslang te kunnen besteden? Kan de BV levenslang het toegekende pensioen betalen? Vaak hoor je ‘mijn bedrijf is mijn pensioen’. Maar wat is de waarde van het bedrijf en kan je van de opbrengst levenslang leven, ook als de ene partner wegvalt?
Meer informatie over pensioen is te lezen in het volgende artikel in de speciale reeks.
Als jouw partner wegvalt, zullen
bepaalde uitgaven minder worden. Denk aan uitgaven als voeding, kleding,
verzekeringen en vrije tijd. Bepaalde kosten zullen niet veranderen. Woonlasten,
zoals de hypotheekrente en andere vaste lasten zullen in beginsel gewoon blijven
doorlopen. Misschien zijn er verzekeringen afgesloten die tot uitkering komen
na het overlijden van je partner. Bijvoorbeeld
een verzekering waarmee (een deel van) de hypotheek zal worden afgelost. Hierdoor
worden je woonlasten wellicht minder en kan je in het huis blijven wonen.
Ook al ben je financieel in staat om de woonlasten te betalen na overlijden van je samenwonende partner, dan ben je er nog niet. Zonder testament of samenlevingscontract zullen samenwoners niets van elkaar erven. Hebben jij en je partner dus samen een huis gekocht en één van beiden komt te overlijden, dan zal het deel van je partner vererven aan de familieleden van je partner. Ook het andere vermogen van je partner vererft niet automatisch aan jou als samenwonende partner. Een samenlevingscontract met een verblijvingsbeding en een testament zijn dan echt noodzakelijk wil je elkaar goed verzorgd achterlaten.
Voor gehuwden gelden andere regels. Om te weten hoeveel en welk vermogen aan jou vererft, zal je eerst moeten weten hoe je getrouwd bent.
Ben je vóór 1 januari 2018 getrouwd in gemeenschap van goederen?
Dan zal in principe de helft van het vermogen vererven aan jou en/ of de andere erfgenamen van je partner.
Als je getrouwd bent na 1 januari 2018 en je hebt geen huwelijkse voorwaarden opgesteld, dan gelden er andere regels. De simpele regel dat de helft vererft, geldt niet meer.
In grote lijnen regelt het nieuwe wettelijke huwelijksvermogensrecht dat voorhuwelijks vermogen privé blijft en het vermogen dat tijdens het huwelijk wordt opgebouwd gemeenschappelijk wordt.
Om de omvang van het vermogen te bepalen dat vererft bij overlijden van je partner, kan een administratieve puzzel worden. Kan je nog achterhalen wat het voorhuwelijkse privévermogen was, wat daarmee is gebeurd of daarvoor in de plaats is gekomen?
Waarom is dit belangrijk om te weten?
Over het nagelaten vermogen moet Erfbelasting betaald worden. Je zult dus wel moeten weten waarover Erfbelasting moet worden betaald. Een regelmatig voorkomende misvatting is dat er geen Erfbelasting verschuldigd is. De ‘helft van het vermogen’ vererft en dat blijft onder de hoge echtgenotenvrijstelling van circa € 670.000. Dat is dus maar de vraag als je getrouwd bent na 1 januari 2018.
Wat heb je in je huwelijkse voorwaarden geregeld?
Lees deze nog een keer goed door. Het feit dat je getrouwd bent op huwelijkse voorwaarden, is geen garantie dat je altijd recht hebt op je eigen vermogen en nooit iets met elkaar hoeft te delen.
Welk en hoeveel vermogen aan jou en/of de andere erfgenamen van je partner vererft, is afhankelijk van de specifieke regels die je hebt afgesproken in je huwelijkse voorwaarden. Dat is belangrijk om te weten voor de erfbelasting. Voorkom een bron van ruzie door goede huwelijkse voorwaarden en testamenten.
Is er geen testament, dan vererft het vermogen aan de langstlevende echtgenoot. Als er kinderen zijn, dan erven de kinderen ter grote van hun kindsdeel een vordering op hun langstlevende ouder. Ook al erven de kinderen feitelijk niets, er zal mogelijk wel erfbelasting betaald moeten worden over hun schuldig gebleven kindsdelen.
Het wettelijke Erfrecht zorgt dus niet altijd voor een optimale situatie voor de erfbelasting. Hierdoor kan je als langstlevende echtgenoot -ondanks de hoge partnervrijstelling in de erfbelasting van circa € 670.000- toch geconfronteerd worden met een erfbelastingafrekening van 10-20% over de schuldig gebleven kindsdelen. Met een op maat gemaakt testament kan je de hoogte van de verschuldigde erfbelasting binnen bepaalde grenzen sturen.
Wat heb je daarin geregeld? Ook hiervoor geldt, lees je testament nog eens goed door. Oude ‘standaard’ langstlevende testamenten zijn fiscaal niet altijd de meest gunstige testamenten. Wij raden aan om je testamenten om de vijf jaar weer te herzien. Wellicht is er iets veranderd in je persoonlijke omgeving? Je bent bijvoorbeeld gescheiden. Of je hebt een nieuwe relatie en is er sprake van kinderen uit eerdere relaties. Hebben de kinderen inmiddels eigen relaties?
Zonder op maat geschreven testamenten, kan het vermogen een ongewenste wending krijgen, waarvan je misschien niet altijd bewust bent. Allemaal momenten om te kijken wat deze nieuwe situatie voor impact heeft bij overlijden van jouw partner.
Wie dan leeft, wie dan zorgt…? Neem het heft in eigen hand
Niets is vervelender om er te laat achter te komen dat het beter anders had gekund. Verdiep je in de materie en weet waar je financieel aan toe bent. Wij kunnen daarbij helpen; onze Estate planners en Financieel planners hebben ervaring met familierechtelijke en andere nabestaanden regelingen en de financiële gevolgen daarvan.
nan
In een speciale reeks van artikelen gaan wij de dieper in op aspecten die belangrijk zijn voor vrouwen. Lees hier over de aspecten die verder aan bod komen.
Gedurende de periode in een kalenderjaar dat u een auto van de zaak ter beschikking staat, kunt u te maken krijgen met bijtelling wegens privégebruik.
Wanneer u op jaarbasis meer dan 500 privékilometers rijdt met de auto van de zaak dient u rekening te houden met de bijtelling privégebruik. U dient dan de gehele periode van het jaar waarin u auto(’s) van dezelfde inhoudingsplichtige tot uw beschikking had te betrekken in de bijtelling.
Voorbeeld
Vanaf 1 januari 2021 tot en met 31 oktober 2021 rijdt u 1000 km privé met een auto van de zaak. Op 31 oktober 2021 wordt deze auto van de zaak verkocht. Vanaf 1 november 2021 tot en met 31 december 2021 heeft u een nieuwe auto van de zaak die u alleen zakelijk gebruikt.
Voor zowel de eerste (1 januari 2021 tot en met 31 oktober 2021) als de tweede periode (1 november 2021 tot en met 31 december 2021) dient u rekening te houden met bijtelling privégebruik.
Indien u een auto van de zaak minder dan 500 kilometer privé gebruikt op jaarbasis dan is het belangrijk om een sluitende kilometerregistratie bij te houden. Mocht u niet kunnen aantonen dat er in het kalenderjaar minder dan 500 privékilometers met de auto zijn gereden zal er bij een controle alsnog bijtelling privégebruik berekend gaan worden.
Mocht u meer informatie willen over de autobijtelling, neemt u dan gerust contact met ons op.
nan
Het is belangrijk om goed na te denken over uw thuiswerkbeleid en de fiscale aspecten daarvan in kaart te brengen.
Binnen de werkkostenregeling zijn maatregelen genomen waarmee u uw werknemers tegemoet kunt komen in de kosten voor het thuiswerken. In onze Prinsjesdagspecial kon u reeds lezen dat vanaf 1 januari 2022 de mogelijkheid bestaat om een belastingvrije vergoeding van €2 per thuiswerkdag aan uw werknemers te geven. Deze thuiswerkvergoeding komt op een thuiswerkdag wel in plaats van een vergoeding van €0,19 per km voor woon-werkverkeer.
Verder biedt de werkkostenregeling mogelijkheden om Arbo voorzieningen fiscaal gunstig te vergoeden of ter beschikking te stellen aan werknemers.
Daarnaast zien wij steeds vaker dat werknemers (tijdelijk) wensen te werken vanuit andere landen. Dit brengt mogelijk gevolgen met zich mee voor de belasting- en premieheffing. Veel landen hebben in verdragen afspraken gemaakt over de gevolgen van grensoverschrijdende arbeid voor de belasting- en premieheffing. Dit zijn situaties die maatwerk vereisen.
Mocht u meer informatie willen over het nieuwe werken of grensoverschrijdende arbeid, neemt u dan gerust contact met ons op.
nan
Voor duurzame investeringen zijn vaak aantrekkelijke financieringsmogelijkheden beschikbaar, kijk bijvoorbeeld eens op www.energiebespaarlening.nl (een fonds dat werkt in opdracht van de Rijksoverheid).
Sommige ondernemers zijn op grond van de Energiebesparingsplicht al bezig met het besparen van energie. MKB-ondernemers die niet onder deze verplichting vallen hebben zelf vaak te weinig tijd om uit te zoeken hoe ze energie kunnen besparen en de CO2-uitstoot van hun bedrijf kunnen verlagen. Daarom komt de Rijksoverheid met een nieuwe subsidieregeling voor energieadvies. De overheid vergoedt tot 80% van de kosten voor het advies en de ondersteuning. De subsidie is beschikbaar voor MKB-bedrijven met een energieverbruik van minder dan 50.000 kWh elektriciteit en 25.000 m3 aardgas, die niet onder de Energiebesparingsplicht vallen.
Aanvragen van deze subsidie is mogelijk vanaf 1 oktober 2021 via https://www.rvo.nl/subsidie-en-financieringswijzer/svm
De verschuldigde vennootschapsbelasting kan worden verminderd door toepassing van de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA). Voor duurzame investeringen geldt daarnaast nog de mogelijkheid van de milieu-investeringsaftrek (MIA) en de energie-investeringsaftrek (EIA).
Met de MIA profiteert u bijvoorbeeld van een extra investeringsaftrek die kan oplopen tot 36% van het investeringsbedrag. Vanaf het jaar 2020 kan de MIA zelfs oplopen tot 45%. Een tijdige melding bij het RVO is van belang (binnen drie maanden na het aangaan van de investeringsverplichting). De MIA is bijvoorbeeld van toepassing op de aanschaf van een elektrische auto.
Indien u hierover meer informatie wilt krijgen, verzoeken wij u graag om contact met ons op te nemen.
Ook ondernemers kunnen gebruikmaken van de investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (ISDE). Bijvoorbeeld voor de aanschaf van een warmtepomp, zonneboiler, zonnepanelen en/of windturbine.
Het aanvragen van de subsidie verloop via het RVO.
Ook eigenaren van te verhuren woningen kunnen een beroep doen op de zakelijke ISDE-subsidie.
Bent u binnen uw onderneming bezig met het verduurzamen van producten of het productieproces? Dan komt uw bedrijf mogelijk in aanmerking voor de WBSO. In de praktijk kan dit betekenen t dat u minder loonheffing hoeft af te dragen.
WBSO kan alleen worden aangevraagd voor toekomstige werkzaamheden. Een aanvraag dient u dus altijd vooraf in te dienen.
Indien u hulp nodig heeft bij het aanvragen van een WBSO, verzoeken wij u graag om met ons contact op te nemen.
Voor zonnepanelen is het niet meer mogelijk om een subsidie te ontvangen van de Rijksoverheid. Wel zijn er andere financiële regelingen om de aanschaf en het gebruik van zonnepanelen aantrekkelijker te maken.
Het verduurzamen van een oudere woning zal vaak leiden tot een besparing op de energierekening.
Met de investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (ISDE) kan een woningeigenaar subsidie aanvragen voor een zonneboiler, een warmtepomp, aansluiting op een warmtenet en isolatiemaatregelen (denk aan het isoleren van spouwmuren, gevels, vloeren, daken of het aanbrengen van dubbel glas).
Hoe hoog de subsidie bedraagt, hangt af van wat voor investering u uitvoert. Voor een warmtepomp kunt u bijvoorbeeld een subsidiebedrag ontvangen tussen de € 500 en € 2.500.
Het aanvragen van de subsidie verloopt via het RVO.
Particulieren die woningen verhuren, kunnen een beroep doen op de zakelijke ISDE-subsidie, zie daarvoor het onderdeel verduurzamen onroerend goed door ondernemers hieronder.
Gemeenten geven subsidies voor het groener maken van daken en/of tuinen en het opvangen van regenwater. Extra groen en het opvangen van regenwater zorgt voor minder wateroverlast en -schade. Ook nemen bomen, struiken en planten water op en hebben ze een verkoelend effect tijdens warme weer. Ook het riool zal bijvoorbeeld minder snel overstromen.
Groene beleggingen zijn beleggingen in fondsen die deelnemen in projecten voor milieubescherming. Voor groene beleggingen geldt een vrijstelling voor vermogensrendementsheffing in box 3. Voor het jaar 2021 geldt een maximale vrijstelling van € 60.429 per persoon. Daarnaast krijgt u een extra heffingskorting van 0,7% van het bedrag van de vrijstelling.
Meer informatie en een overzicht van de groene beleggingen kunt u vinden op de website van de Belastingdienst.
Een gift aan een algemeen nut beogende instelling (ANBI) is aftrekbaar in uw aangifte inkomstenbelasting (let wel op de inkomensafhankelijke drempel). Er bestaan ook groene doelen met een ANBI-status.
Overweegt u om een nieuwe auto aan te schaffen of (via uw werkgever) te gaan leasen? Laat u dan door de dealer goed informeren over de (fiscale) voordelen van een elektrische auto. De Rijksoverheid biedt subsidies voor de aanschaf van nieuwe en gebruikte auto’s. Voor 2021 is het potje al leeg, maar in 2022 kan voor een nieuwe/gebruikte auto € 3.350 respectievelijk € 2.000 subsidie worden aangevraagd). Daarnaast geldt (in ieder geval tot 2025) een vrijstelling van BPM en motorrijtuigenbelasting. Op lokaal niveau zijn in sommige gevallen nog extra subsidies mogelijk, bijvoorbeeld in de vorm van laadpalen.
De reguliere bijtelling in het kader van privégebruik voor een auto van de zaak is momenteel 22%. Voor een elektrische auto gelden ook de komende jaren nog gunstigere tarieven:
Tenaamstelling in |
Bijtelling over eerste € 40.000 aan cataloguswaarde |
2021 |
12% |
2022 t/m 2024 |
16% |
2025 |
17% |
Vanaf 2022 wordt de cataloguswaarde waarover de korting op het bijtellingspercentage voor elektrische auto’s geldt verlaagd naar € 35.000. Vanaf 2023 wordt de cataloguswaarde verlaagd naar € 30.000.
nan
Tot begin 2018 werd in het IB47 formulier gebruikgemaakt van het burgerservicenummer (BSN). Door de implementatie van de Wet algemene verordening gegevensbescherming (AVG) is het gebruik van het BSN voor IB47 formulieren niet langer toegestaan. Er is namelijk door de invoering van de wet AVG geen wettelijke grondslag voor het opvragen en registreren van het BSN aanwezig in het kader van een IB47 formulier.
De Staatssecretaris van Financiën heeft besloten om met ingang van 1 januari 2022 in het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 wat betreft de opgaaf uitbetaalde bedragen aan derden een zogenaamde renseigneringsverplichting op te nemen.
Een renseigneringsverplichting is een wettelijke verplichting om gegevens door te geven aan de Belastingdienst. Hierdoor is er (weer) een wettelijke grondslag aanwezig voor het gebruik van het BSN bij een opgaaf uitbetaalde bedragen aan derden.
Deze renseigneringsverplichting gaat gelden voor alle inhoudingsplichtigen in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964. Dit zijn alle organisaties die personeel in loondienst hebben, een loonadministratie voeren en weten hoe zij persoonsgegevens moeten verwerken in hun administratie.
Ook gaat de plicht gelden voor zogenaamde collectieve beheersorganisaties. Dit zijn organisaties die namens een groep van rechthebbenden optreden om zonder winstoogmerk vergoedingen voor een auteursrecht of een naburig recht te innen en onder die rechthebbenden te verdelen.
Vergoedingen die werkgevers geven aan vrijwilligers die onder de vrijwilligersregeling vallen, hoeven werkgevers niet bij de Belastingdienst aan te melden. Dit is ten opzichte van de ‘oude’ IB47-melding onveranderd gebleven.
Tot 1 januari 2022 is het BSN geen onderdeel van de aanlevering van gegevens in het kader van de opgaaf uitbetaalde bedragen aan derden.
Vanaf 1 januari 2022 wijzigt dit en wordt het onderdeel van de gegevens die u registreert en aanlevert bij de overheid. De registratie van persoonsgegevens vraagt specifieke aandacht.
Meer weten over de registratie van BSN, opgaaf uitbetaalde bedragen derden of de IB47 formulieren en welke acties u in gang kunt zetten? Neem dan contact met ons op.
nan
Sinds 1 juli is de BTW regeling voor leveringen aan particulieren in het buitenland (de zogenaamde afstandsverkopenregeling) gewijzigd.
De afstandsverkopenregeling houdt kortgezegd in dat wanneer u als ondernemer voor meer dan € 10.000 aan goederen verkoopt aan particulieren in andere EU lidstaten u voor deze verkopen de BTW van het land van de particulier in rekening moet brengen.
Nu kunt u als Nederlandse ondernemer ervoor kiezen om bij leveringen aan particulieren in andere EU landen de verschuldigde buitenlandse BTW aan te geven in de zogeheten One Stop Shop (OSS) aangifte in Nederland. Daarmee lijkt het alsof u zich voor de verschuldigde omzetbelasting op deze afstandsverkopen niet meer hoeft te registreren bij de Belastingdiensten in de diverse EU lidstaten.
Echter wanneer u bijvoorbeeld bij uw verkopen aan afnemers in het buitenland gebruik maakt van een internetplatform in het buitenland (denk bijvoorbeeld aan Amazon) kunt u toch tegen verplichte BTW registratie in andere EU lidstaten aanlopen!
Het gaat dan bijvoorbeeld om het geval dat u als ondernemer eigen goederen verzendt naar een fullfilmentcenter van een internetplatform in een andere EU lidstaat. Wanneer een particulier dan een bestelling doet bij het internetplatform worden uw goederen vanuit de opslagplaats van Amazon direct verzonden naar de particulier in de EU lidstaat van het fullfilmentcenter of naar een andere EU lidstaat.
Het verzenden (overbrengen) van uw eigen goederen naar een fulfillmentcenter in een andere EU lidstaat leidt er toe dat u een fictieve intracommunautaire levering (tegen 0%) moet aangeven in uw Nederlandse BTW aangifte.
Dit heeft echter ook tot gevolg dat u in de BTW aangifte van de EU lidstaat van het fullfilmentcenter een fictieve intracommunautaire verwerving moet opgeven.
Dat betekent dus dat u zich alsnog moet registeren in de EU lidstaat van het fullfilmentcenter!
Wij kunnen u behulpzaam zijn, indien u met dit soort situaties te maken krijgt.
nan
© 2024 HLB Nannen | Cookie statement | Privacy statement | Algemene voorwaarden | KVK 01140751 | BTW NL0033 79 760 B01