HLB logo
Contact
Generic selectors
Exact matches only
Search in title
Search in content
Post Type Selectors

Sparen in uw eigen BV

Vanaf 1 januari 2021 hoeft u over uw vermogen in box 3 tot een bedrag van € 50.000 geen inkomstenbelasting te betalen (voor partners: € 100.000). Hebt u meer vermogen dan het vrijgestelde bedrag, dan kan het aantrekkelijk zijn om uw vermogen over te brengen naar uw eigen BV.

Is uw BV pas opgericht en lukt het niet om op tijd een bankrekening voor uw BV te krijgen? Dan kunt u het geld dat u in uw BV wilt gaan beleggen vóór 1 januari 2021 overboeken naar de derdenrekening van uw notaris. Daarnaast sluit u met de BV een onderhandse overeenkomst waarin staat dat de eigendom van uw geld economisch overgaat naar de BV. Wij helpen u uiteraard graag bij het opstellen van deze akte.

Schenken op papier

Door vermogen op papier te schenken aan uw kinderen of kleinkinderen, kunt u belastingvoordeel bereiken terwijl u alle zeggenschap over het geschonken vermogen behoudt.

Een dergelijke schuldigerkenning uit vrijgevigheid, ofwel papieren schenking, vereist onder andere een notariële akte om het beoogde fiscale voordeel te kunnen bereiken. Een papieren schenking die voldoet aan alle wettelijke eisen, zal bij overlijden als schuld in de nalatenschap meegenomen mogen worden. Zo wordt de waarde van uw nalatenschap verlaagd en daarmee de heffing van erfbelasting. Heeft uw notaris dit jaar geen tijd meer om voor u een papieren schenking te regelen, doe dit dan onderhands. Vervolgens kunt u begin 2021 alsnog een notariële schenking laten vastleggen onder de last om de onderhandse schenking kwijt te schelden.

Let op: schakel de hulp van uw HLB-adviseur in bij het opstellen van de onderhandse akte, zodat u zeker weet dat de schenking op papier het door u gewenste effect heeft.

Tip: als u notariskosten wilt besparen kunt u overwegen om bijvoorbeeld drie jaren een onderhandse papieren schenking vast te leggen en deze in jaar 4 bij de notaris te laten formaliseren. Wij informeren u graag over deze besparingsmogelijkheid.

Heeft u meer vragen of vermogensoverdracht? Neem contact op met uw HLB-adviseur voor zorgvuldig advies.

nan

1.       Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL)

Informatie over Tegemoetkoming Vaste Lasten vindt u hier

Tot en met 29 januari 2021 om 17.00 uur kunt u de aanvraag indienen voor TVL over het 4e kwartaal 2020.

TVL over het 4e kwartaal 2020 staat open voor ondernemingen die te maken hebben met een omzetdaling van ten minste 30%. De omzetdaling wordt bepaald door de verwachte omzet over het 4e kwartaal 2020 te vergelijken met de omzet volgens de aangifte omzetbelasting over het 4e kwartaal van 2019.

De SBI-code van de onderneming is hierbij niet van belang voor de vraag of u recht heeft op TVL.

Waar TVL over het 4e kwartaal eerst maximaal 50% van de (forfaitaire) vaste lasten bedroeg, is dit percentage nu verhoogd. Bij een omzetverlies van 30% bedraagt de tegemoetkoming 50% oplopend tot 70% bij een omzetverlies van 100% met een maximale uitkering van € 90.000 per aanvrager. De vaste lasten zijn per sector vastgesteld door de wetgever.

Reeds ingediende TVL-aanvragen zullen door de overheid automatisch worden aangepast naar de hogere percentages.

Bovenstaande verruiming van TVL qua maximale subsidie geldt ook voor het 1e kwartaal van 2021.

De eerder aangekondigde versobering van de TVL vanaf 2021 is voor het 1e kwartaal 2021 nog niet van toepassing. Dit betekent dat het minimale omzetverlies 30% moet bedragen in plaats van de voorgenomen 40%.

2.       Aanpassing in NOW 3

Voor het tweede tijdvak van NOW 3 dient de werkgever te maken te hebben met een omzetdaling van ten minste 20%. De eerder aangekondigde verhoging naar 30% is teruggedraaid.

De omzetdaling wordt bepaald door de omzet te vergelijken met 25% van de jaaromzet over 2019.

De NOW-regeling zou vanaf het tweede tijdvak van NOW 3, de periode januari 2021-maart 2021, worden versoberd door aan werkgevers een vergoeding toe te kennen van maximaal 70% van de loonsom. Deze versobering gaat niet door, zodat de maximale vergoeding over de periode januari 2021-maart 2021 80% van de loonsom blijft. Dit is gelijk aan het eerste tijdvak van NOW 3.

De aanvraag voor het eerste tijdvak van NOW 3 (oktober 2020-december 2020) had ingediend moeten zijn op 13 december 2020. Op 14 december 2020 is aangekondigd dat het aanvraagloket heropend wordt en dat dit open blijft tot 27 december 2020. 

3.       Uitstel van betaling voor belastingen

De huidige regeling van bijzonder uitstel van betaling in verband met Corona loopt af op 1 januari 2021. Dit betekent dat uiterlijk vanaf 1 januari 2021 belastingafdrachten weer tijdig dienen plaats te vinden. 

De regeling voor uitstel van betaling wordt nu alsnog verlengd tot 1 april 2021.

Wat is uw situatie:

Nog niet eerder uitstel van betaling aangevraagd: aanvraag mogelijk voor uitstel tot 1 april 2021

In 2020 is er drie maanden uitstel van betaling geweest: aanvraag mogelijk voor verlenging tot 1 april 2021 waarbij een derdenverklaring nodig is vanaf  € 20.000 uitstel 

In 2020 is drie maanden uitstel + verlenging met drie maanden aangevraagd: uitstel tot 1 april 2021 geldt automatisch

Voor alle uitgestelde belastingbetalingen geldt dat de opgebouwde belastingschuld vanaf 1 juli 2021 in 36 maanden moet worden voldaan. Na 1 april 2021 wordt u door de belastingdienst geïnformeerd over de hoogte van de totale belastingschuld en de omvang van de maandelijkse aflossing.

Werkkostenregeling (WKR): wel of geen 80% eindheffing 

Met ingang van 1 januari 2020 bedraagt de vrije ruimte 1,7% van uw fiscale loon tot en met € 400.000. Over het meerdere van de fiscale loonsom bedraagt de vrije ruimte 1,2%.
Voor het jaar 2020 is vanwege Corona de vrije ruimte eenmalig verhoogd tot 3% voor de fiscale loon tot en met € 400.000.
 
Eventuele resterende vrije WKR ruimte 2020 kunt u dit jaar nog benutten voor een fiscaal gunstige beloning van de werknemers.
Indien het WKR forfait is overschreden, wordt het meerdere belast met een eindheffing van 80%. De eindheffing dient uiterlijk te worden verwerkt in de aangifte loonheffingen van februari 2021.
 
In het kader van de Werkkostenregeling (WKR) moet u vóóraf aanwijzen of vergoedingen en verstrekkingen aan uw medewerkers binnen het WKR forfait vallen. De aanwijzing van deze vergoedingen en verstrekkingen moet blijken uit de financiële administratie/de WKR specificatie.
Controleer vooraf goed of een vergoeding via de WKR niet in strijd is met de NOW vereisten!   

Nieuwe regels (reis)kostenvergoeding per 1 januari 2021 

In het jaar 2020 geldt er een tegemoetkoming voor vaste (reis)kostenvergoedingen die zijn toegezegd voor 13 maart 2020. Ondanks een gewijzigd reis- en kostenpatroon als gevolg van corona, mocht de werkgever deze vergoeding netto blijven uitbetalen.

Vanaf 1 januari 2021 wordt deze tegemoetkoming beëindigd. Werknemers mogen voor de dagen waarop ze thuis werken geen onbelaste reiskostenvergoeding meer ontvangen. Welk vervoersmiddel de werknemer gebruikt doet er niet toe. De regels voor de vaste reiskostenvergoeding gelden zowel voor de onbelaste 19 cent per kilometer met eigen vervoer als de vergoedingen voor openbaar vervoer. Betaalt de werkgever meer dan de daadwerkelijk afgelegde reiskosten, dan zijn die vergoedingen belast.
 
Vanaf 1 januari 2021 valt deze onbelaste reiskostenvergoeding helemaal weg wanneer de werknemer volledig thuiswerkt. Om de vaste reiskostenvergoeding te mogen handhaven moet de werkgever aantonen dat de werknemer 36 weken of 128 dagen per jaar naar een vaste werkplek reist. Als dit niet aantoonbaar is, moet er voortaan per reis gedeclareerd worden en zijn de te veel uitgekeerde reiskostenvergoedingen belast.

Ook voor vaste kostenvergoedingen geldt dat deze alleen belastingvrij mogen blijven indien de werknemer de kosten nog steeds maakt. Bij een gewijzigd uitgavenpatroon als gevolg van thuiswerken, is het raadzaam de samenstelling en omvang van de vaste kostenvergoeding opnieuw te beoordelen.

De wet op de loonbelasting kent op dit moment geen specifieke vrijstelling voor een thuiswerkvergoeding. Ondanks verzoeken vanuit werkgevers- en werknemersorganisaties, heeft de wetgever hiervoor de wet nog niet aangepast. Indien een werkgever een vergoeding geeft voor de kosten van het thuiswerken, vormt dit een bruto vergoeding, tenzij dit wordt aangewezen als onderdeel van de vrije ruimte in de WKR. Het zakelijk gebruik van internet thuis kan wel in aanmerking komen voor een onbelaste vergoeding mits onderbouwd.

nan

Koop (eerste) eigen woning na 2020

Jongeren die minstens 18 jaar zijn en nog geen 35 jaar, krijgen
vanaf 2021 een vrijstelling van overdrachtsbelasting bij aankoop van een eigen
woning. De vrijstelling is eenmalig. Dit betekent dat indien deze jongeren al
een koopwoning bezitten, ze toch recht hebben op de vrijstelling als ze een
andere woning kopen. Voorwaarde is dat men de woning zelf als hoofdverblijf
gaat bewonen. De vrijstelling betekent een besparing van 2% overdrachtsbelasting.

Koop tweede woning nog dit jaar

De overdrachtsbelasting op woningen die een koper niet zelf als
hoofdverblijf gaat gebruiken, stijgt volgend jaar naar 8%. Dit betekent een
stijging van 6%-punt ten opzichte van 2020. De verhoging is bedoeld om beleggen
en speculeren op de woningmarkt tegen te gaan en zodoende woningen betaalbaar
te houden. De maatregel betekent bijvoorbeeld dat een vakantiewoning belast
wordt met 8% overdrachtsbelasting, maar ook de woning die een bedrijf koopt als
belegging of de woning die een ouder koopt voor een kind.

Schenk vrijgesteld ten behoeve van eigen woning

Voor 2020 bedraagt de schenkingsvrijstelling voor de eigen woning € 103.643. Deze vrijstelling kan onder voorwaarden gespreid over drie opeenvolgende jaren benut worden. De geschonken bedragen moeten uiterlijk in het tweede kalenderjaar na het kalenderjaar waarin de eerste schenking is gedaan, worden gebruikt voor de eigen woning. De vrijstelling is niet beperkt tot schenkingen tussen ouders en kind. Hierdoor kan er ook buiten de gezinssituatie gebruik worden gemaakt van de vrijstelling. Wel blijft de beperking van kracht dat de begunstigde tussen 18 en 40 jaar moet zijn (als de schenking gespreid plaatsvindt, moet op alle momenten aan deze voorwaarde worden voldaan). Degene die de schenking ontvangt, moet deze gebruiken voor de eigen woning. Het gaat om de verwerving of verbouwing van een eigen woning, de afkoop van rechten van erfpacht, opstal of beklemming met betrekking tot die woning en de aflossing van de eigenwoningschuld of de restschuld na verkoop van de eigen woning.

Tip! De schenking leidt bij u tot een lager belastbaar vermogen in box 3. Schenkt u nog in 2020, dan bespaart u in 2021 belasting in box 3.

Los uw geringe hypotheekschuld af

Als u geen hypotheekrente in aftrek brengt, hoeft u slechts een gering deel van het eigenwoningforfait bij te tellen. Om die reden kan het verstandig zijn om een lage hypotheekschuld af te lossen. Bijkomend voordeel is dat hiermee ook uw box 3-vermogen lager wordt en u dus ook minder belasting in box 3 betaalt. Uiteraard moet u dan wel zorgen dat u uiterlijk 31 december 2020 aflost.

Let op! Deze regeling wordt vanaf 2019 over een periode van dertig jaar geleidelijk afgeschaft. Uw voordeel zal dus per jaar kleiner worden en uiteindelijk verdwijnen.

Let op! Bedenk vooraf of u mogelijk op een later moment geen ander bestedingsdoel heeft voor het voor de aflossing gebruikte box 3-vermogen. Indien u later opnieuw een hypotheek voor uw woning afsluit, is de rente namelijk niet meer aftrekbaar.

Betaal hypotheekrente vooruit

Valt uw inkomen in 2021 in een lager tarief dan in 2020 en/of wilt u uw box 3-vermogen verlagen, dan is het wellicht financieel aantrekkelijk om in 2020 uw hypotheekrente vooruit te betalen. Uw hypotheekrente wordt in 2020 dan nog afgetrokken tegen het hogere tarief en uw box 3-vermogen zal per 1 januari 2021 lager zijn.

Let op! U mag maximaal de in 2020 vooruitbetaalde hypotheekrente van het eerste halfjaar van 2021 in 2020 in aftrek brengen.

Let op! Trekt u de hypotheekrente in 2020 af tegen het tarief van de hoogste schijf, dan behaalt u in ieder geval een voordeel van 3%-punt. Het maximum waartegen u de hypotheekrente mag aftrekken, wordt in 2021 namelijk verder verlaagd van 46% naar 43%. De aftrek van hypotheekrente en andere aftrekposten zal worden afgebouwd naar 37,05% in 2023. Ook het tarief van de 1e schijf daalt in 2021, namelijk van 37,35% naar 37,1%.

Plan aankoop/verkoop eigen woning slim rondom de jaarwisseling

Verkoopt u uw eigen woning, laat dan de overdracht bij de notaris na 1 januari 2021 plaatsvinden. Als u de ontvangen koopsom namelijk niet direct gebruikt voor de aankoop van een nieuwe eigen woning, valt deze pas na 1 januari 2021 in box 3.
Draagt u uw eigen woning bij de notaris over voor 1 januari 2021 en wendt u de ontvangen koopsom nog voor 1 januari 2021 aan voor de koop van een nieuwe eigen woning bij de notaris? Dan valt de ontvangen koopsom niet in box 3.

Idem voor de aankoop van een eigen woning: betaalt u deze aankoop (gedeeltelijk) met eigen geld? Dan is het financieel voordeliger de overdracht nog dit jaar te laten plaatsvinden.

Let op! Het schuiven met de datum is niet altijd eenvoudig, omdat de (ver)koper mogelijk een tegenovergesteld belang heeft. Let ook op eventuele overdrachtsbelasting aspecten, zie de betreffende tips hiervoor.

Verhuur tweede woning aan uw kind(eren)

Heeft u al dan niet studerende kinderen die nauwelijks een betaalbare huur- of koopwoning kunnen vinden en beschikt u over voldoende privévermogen in box 3? Overweeg dan nog dit jaar een woning te kopen en aan hen te verhuren. Dit heeft verschillende fiscale voordelen.

De eventuele waardestijging van de woning is onbelast, de ontvangen huur eveneens. Uw kinderen hebben waarschijnlijk recht op huurtoeslag, dus u kunt hier met de huur rekening mee houden en iets meer huur vragen. Die moet wel zakelijk zijn, maar is de huur ondanks de huurtoeslag toch nog te hoog voor uw kinderen, dan kunt u een deel van de huur terugschenken. Een schenking tot € 5.515 per kind is in 2020 onbelast.
Let op! Koppel de schenking wel los van de huurbetalingen en ga dit bijvoorbeeld niet met elkaar verrekenen!

Een extra voordeel voor u is dat de waarde van de woning in box 3 slechts gesteld wordt op een deel van de WOZ-waarde vanwege de verhuurde staat van de woning.

Let op! De aankoop van een woning voor uw kinderen is vanaf 2021 belast met 8% overdrachtsbelasting in plaats van 2% in 2020. Koop een woning voor uw kinderen daarom zo mogelijk nog dit jaar.

nan

Speel in op aftrekbeperking box 1

De tarieven in box 1 voor inkomsten uit werk en woning gaan de komende jaren verder omlaag. In 2021 daalt het tarief van de eerste schijf, tot een inkomen van € 68.507: van 37,35% naar 37,1%.

Over het deel van uw inkomen boven € 68.507 betaalt u in de tweede schijf 49,5%. Dit blijft volgend jaar ongewijzigd.

Hier staat tegenover dat aftrekposten volgend jaar minder voordeel opleveren. Dit geldt vooral als uw inkomen meer dan € 68.507 bedraagt en u aftrekposten (deels) tegen het hoogste tarief kunt aftrekken. Dit jaar kan dat nog tegen 46%. In 2021 komen aftrekposten in aftrek tegen maximaal 43%. Het maximum aftrekpercentage wordt voor het overgrote deel van de aftrekposten verder afgebouwd naar 37,05% in 2023.

Voor zover mogelijk is het verstandig deze aftrekposten naar voren te halen.

Pensioenopbouwtekort? Overweeg een lijfrente te kopen

Koop nog dit jaar een lijfrente of stort een bedrag op uw lijfrentespaarrekening of lijfrentebeleggingsrecht en creëer daarmee een extra aftrekpost. De betaalde bedragen zijn alleen aftrekbaar als sprake is van onvoldoende pensioenopbouw en als u aan het begin van het jaar nog niet de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt. Het pensioenopbouwtekort wordt bepaald aan de hand van de jaar- en reserveringsruimte. U kunt deze ruimte berekenen op de site van de Belastingdienst (www.belastingdienst.nl), zoekterm ‘jaarruimte’. Als u voldoet aan de voorwaarden voor aftrek, kunt u de premie in 2020 aftrekken tegen maximaal 49,5%. Lijfrentes blijven ook de komende jaren gewoon aftrekbaar tegen het tabeltarief. Vanwege de daling van deze tarieven is de uitkering in veel gevallen lager belast. Als u nu de premie kunt aftrekken tegen 49,5% en deze is te zijner tijd belast tegen 37,05%, bedraagt het tariefvoordeel 12,45%-punt.

 Tip! Zorg dat u de lijfrentepremies in 2020 betaalt! Alleen dan kunt u deze nog in aftrek brengen in uw aangifte inkomstenbelasting 2020. Bovendien vermindert u daarmee uw vermogen, zodat u minder belasting betaalt in box 3.

Let op! De betaalde lijfrentepremie vermindert de te betalen belasting, maar niet de te betalen premie Zvw. Over de lijfrente-uitkering betaalt u bij ontvangst wel premie Zvw. Dit betekent een dubbele heffing, voor zover uw inkomen bij uitbetaling van de lijfrentetermijnen onder de Zvw-premiegrens valt en u nu de Zvw-premiegrens nog niet heeft bereikt. Hierdoor wordt het nettorendement van de lijfrente kleiner.

Bepaalde heffingskortingen zijn inkomensafhankelijk. Zo is uw algemene heffingskorting mogelijk hoger als gevolg van de aftrek van een lijfrentepremie. Boven een inkomen van € 68.507 heeft de lijfrentepremieaftrek geen effect meer op de algemene heffingskorting.  

Schenk uw giften periodiek

Periodieke giften zijn giften aan goede doelen in de vorm van vaste en gelijkmatige periodieke uitkeringen die uiterlijk eindigen bij overlijden. Deze giften kunt u aftrekken als u gebruikmaakt van een notariële of onderhandse akte van schenking. Hierin moet zijn aangegeven dat over een periode van minstens vijf jaar de gift wordt verstrekt. Voor periodieke giften geldt geen drempel en ook geen plafond.

Overweeg de oprichting van een spaar-bv/-fonds

Heeft u op dit moment veel spaargeld in box 3, overweeg dan de oprichting van een spaar-bv of een open fonds voor gemene rekening om daar vóór 31 december 2020 uw spaargeld in te storten. Zo mist u de peildatum van 1 januari 2021 in box 3. De bv of het fonds betaalt over de daadwerkelijk ontvangen spaarrente tot een bedrag van € 245.000 in 2021 15% vennootschapsbelasting en over het meerdere 25% vennootschapsbelasting. Als de ontvangen spaarrente na belasting wordt uitgekeerd naar privé, betaalt u hierover in 2021 26,9% belasting in box 2 van de inkomstenbelasting. Gecombineerd is dat zo’n 38% van de daadwerkelijk ontvangen spaarrente tot € 245.000. Dat is vele malen minder dan de 0,59% tot 1,76% belasting die u in 2021 over uw spaarsaldi betaalt in box 3, alhoewel u er wel rekening mee moet houden dat de vrijstelling in box 3 in 2021 verhoogd wordt naar € 50.000 per persoon. Toch bedraagt het verschil in belastingheffing tussen spaargeld in box 3 en spaargeld in een bv/fonds al gauw duizenden euro’s bij overheveling van vermogens vanaf enkele honderdduizenden euro’s.

Let op! Met een bv zijn oprichtingskosten gemoeid en ook kosten voor instandhouding, bijvoorbeeld voor het jaarlijks (laten) maken van een jaarrekening. En om het spaargeld na verloop van tijd belastingvrij naar privé te halen, is een gang naar de notaris nodig. Het is belangrijk bij de keuze voor de bv-variant deze kosten af te trekken van de jaarlijkse voordelen om te bepalen of het geheel voor u aantrekkelijk is.

Tip! Een spaar-bv of open fonds voor gemene rekening zorgt er ook voor dat het spaargeld niet meer meetelt voor de vermogenstoets voor de toeslagen en de vermogenstoets voor de eigen bijdrage bij het verblijf in een verzorgingsinstelling.

Voorkom belastingrente: verzoek om een voorlopige aanslag

Over uw aanslag inkomstenbelasting 2020 rekent de Belastingdienst vanaf 1 juli 2021 een rente van 4%. Dit is hoog, zeker in vergelijking met de rente op een spaarrekening. Voorkom dat u de hoge belastingrente verschuldigd wordt en controleer of uw voorlopige aanslag 2020 juist is. Is de aanslag te laag, vraag dan zo snel mogelijk een nieuwe voorlopige aanslag aan.

Tip! Vraag desgewenst een lagere voorlopige aanslag aan als uw voorlopige aanslag te hoog is. In tegenstelling tot vroeger kunt u niet meer ‘sparen’ bij de Belastingdienst. De Belastingdienst vergoedt namelijk over het algemeen geen rente meer over een te hoge aanslag.

nan

Speel in op lagere tarieven

Behalve het tarief in de eerste schijf van box 1 in de
inkomstenbelasting daalt ook het lage tarief in de vennootschapsbelasting
volgend jaar. Over de eerste € 245.000 winst betaalt uw bv dan 15% Vpb in
plaats van 16,5% in 2020. Het is daarom vaak voordelig om kosten van uw
onderneming, indien mogelijk, zo veel mogelijk in de tijd naar voren te halen
en opbrengsten, indien mogelijk, zo veel mogelijk uit te stellen. Denk
bijvoorbeeld aan de kostenegalisatiereserve, de herinvesteringsreserve,
voorzieningen en aan vervroegd afschrijven.

Optimaliseer uw (kleinschaligheids)investeringsaftrek (KIA)

Let op het moment van het aangaan van investeringsverplichtingen (geven opdracht, ondertekening offerte e.d.) in combinatie met de tabel van de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek. Het percentage aan aftrek is in 2020 het hoogst als het totaal aan verplichtingen ligt tussen € 2.400 en € 58.238. Het plannen en (indien mogelijk) spreiden van investeringsverplichtingen, loont vaak de moeite.

Vorm een herinvesteringsreserve voor een verkocht bedrijfsmiddel

Heeft u een bedrijfsmiddel verkocht en daarbij een boekwinst behaald, reserveer deze dan in een herinvesteringsreserve en stel daarmee belastingheffing uit. U kunt de herinvesteringsreserve in stand houden gedurende maximaal drie jaar na het jaar waarin u het bedrijfsmiddel heeft verkocht. Investeert u binnen deze termijn in een ander bedrijfsmiddel, dan boekt u de herinvesteringsreserve af op de aanschafprijs van het nieuwe bedrijfsmiddel. Investeert u niet tijdig in een ander bedrijfsmiddel, dan valt de herinvesteringsreserve aan het einde van het derde jaar in de winst. Door de verlaging van de tarieven de komende jaren kunnen een reservering en een latere vrijval toch voordelig zijn.

Voor het vormen en aanwenden van een herinvesteringsreserve is een voorwaarde dat u een vervangingsvoornemen heeft en houdt. U kunt dit aannemelijk maken door bijvoorbeeld offertes aan te vragen en advies in te winnen over een vervangend bedrijfsmiddel. Laat u zich hierover goed informeren en adviseren.

Tip! Stelt u bepaalde vermogensbestanddelen ter beschikking aan bijvoorbeeld uw bv? Dan mag u als terbeschikkingsteller ook een herinvesteringsreserve vormen.

Voorkom verliesverdamping

Beoordeel of uw ondernemingsverlies uit het verleden nog tijdig kan worden verrekend. U kunt namelijk in de vennootschapsbelasting uw verlies alleen verrekenen met de belastbare winst uit het voorafgaande jaar (carry-back) of met de winsten uit de komende zes jaar (carry-forward). Uw ondernemingsverlies in de inkomstenbelasting kunt u verrekenen met positieve inkomsten in box 1 uit de drie voorafgaande jaren en de negen volgende jaren.

Tip! Dreigt uw verlies uit het verleden verloren te gaan vanwege het verlopen van de termijn? Kijk dan of het mogelijk is om uw winst dit jaar te verhogen. U kunt bijvoorbeeld bepaalde uitgaven uitstellen of omzetten eerder realiseren. Een in januari geplande verkoop van een bedrijfsmiddel wordt dan wellicht in december extra aantrekkelijk. Overleg met uw adviseur over de mogelijkheden.

Let op! De voorwaartse verliesverrekening voor de vennootschapsbelasting is in 2019 teruggebracht van negen naar zes jaar. Op deze vorm van verliesverrekening is overgangsrecht van toepassing. Dit betekent dat de nieuwe, kortere termijn van voorwaartse verliesverrekening niet geldt voor verliezen die tot 2019 zijn geleden. Deze verliezen houden gewoon hun bestaande verrekentermijn van negen jaar en verdampen dus uiterlijk pas na 2027.

Verder geldt de hoofdregel, dat oudere verliezen vóór nieuwere verliezen verrekend worden, niet als dit in de nieuwe situatie ongunstig uitpakt voor de belastingplichtige. Op deze manier worden de bestaande regels zo veel mogelijk gerespecteerd.

Let op! Het kabinet heeft op Prinsjesdag voorgesteld om per 1 januari 2022 de verliesverrekening in de vennootschapsbelasting te beperken tot 50% van de belastbare winst. Deze maatregel wordt voorgesteld in combinatie met een onbeperkte voorwaartse verliesverrekening, in plaats van de huidige zes jaar. Daarbij wordt voorgesteld dat de verliezen tot een bedrag van € 1 miljoen aan belastbare winst volledig verrekenbaar zijn. Voor zover de belastbare winst hoger is dan € 1 miljoen, worden die verliezen – uiteraard voor zover zij meer bedragen dan € 1 miljoen – slechts tot een bedrag van 50% van de belastbare winst boven € 1 miljoen verrekend. Het wetsvoorstel moet nog worden goedgekeurd, dus het is nog niet zeker of het voorstel in de voorgestelde vorm zal worden overgenomen.

Verwerk personeelsuitgaven en relatiegeschenken in laatste btw-aangifte

Eind januari leveren de meeste ondernemers de laatste btw-aangifte van het jaar 2020 in. Vergeet hierin niet de uitgaven voor uw personeel en relatiegeschenken. De btw op deze uitgaven is niet altijd aftrekbaar, ook niet als je prestaties verricht die belast zijn met btw. Personeelsuitgaven zijn bijvoorbeeld personeelsfestiviteiten en het bekende kerstpakket. Relatiegeschenken kunnen verschillend van aard zijn, maar ook hier is een bekend voorbeeld het kistje wijn met kerst. Voor een aantal voorzieningen geldt een uitzondering of een speciale regeling. Dit geldt onder meer voor verhuiskosten, de auto van de zaak en voor fietsen.

Let op! De btw ten aanzien van personeelsuitgaven is in beginsel niet aftrekbaar als de uitgaven voor het personeelslid in een jaar meer bedragen dan € 227 ex btw. Blijven de uitgaven onder dit bedrag, dan is de btw wel aftrekbaar. Vaak is dit een van de eerste zaken waar de Belastingdienst op let bij een btw-controle.

Ook de aftrek van btw op relatiegeschenken is soms beperkt. De btw is namelijk niet aftrekbaar als de ontvanger van uw geschenk – als hij het zelf zou kopen – minder dan 30% van de btw in aftrek zou kunnen brengen én u in dat jaar aan deze relatie meer dan € 227 (ex btw) aan relatiegeschenken hebt gegeven. Hebt u op genoemde uitgaven in de loop van het jaar te veel of juist te weinig btw in aftrek gebracht, dan dient u dit in de laatste btw-aangifte te corrigeren.

Verlenging uitstel van betaling (corona)

Bent u met uw bedrijf in betalingsproblemen gekomen door de coronacrisis, dan kunt u nog tot en met 1 april 2020 bijzonder uitstel van betaling aanvragen of een eerdere aanvraag voor bijzonder uitstel van betaling van uw belastingen verlengen. De regeling voor dit bijzonder uitstel van betaling eindigt uiterlijk 1 april 2020. Wanneer uw bijzonder uitstel afloopt, moet u bij de eerstvolgende aangifte uw belasting weer op tijd betalen. Vanaf 1 juli 2021 begint de afbetaling van de openstaande belastingbedragen waarvoor u uitstel van betaling hebt gekregen. U krijgt hiervoor drie jaar lang de tijd.

Vraag btw op oninbare vordering terug

Als uw afnemers/debiteuren u niet betalen, kunt u de al in rekening gebrachte en afgedragen btw onder voorwaarden terugkrijgen. Het moet dan duidelijk zijn dat uw afnemer niet zal betalen, zoals bij een faillissement. De btw op de vordering kan in de reguliere aangifte worden teruggevraagd in het tijdvak waarin de vordering oninbaar is gebleken.
Bij fictie is een niet betaalde vordering sowieso één jaar na de opeisbaarheid daarvan oninbaar. U doet er dan verstandig aan de btw in dat tijdvak via de btw-aangifte terug te vragen. Een later ingediend verzoek om teruggaaf biedt minder zekerheid op succes. Soms is ook al eerder duidelijk dat u niet meer op betaling hoeft te rekenen.

Tip! Als een vordering één jaar na opeisbaarheid nog niet is betaald, kunt u de btw in ieder geval terugvragen.

Maak gebruik van de (nieuwe) KOR

De kleine ondernemersregeling (KOR) in de omzetbelasting is per 2020 gewijzigd. De nieuwe KOR is een vrijstellingsregeling. Ondernemers met een lagere jaaromzet dan € 20.000 kunnen hiervoor kiezen. De regeling is niet verplicht. De keuze voor de nieuwe KOR houdt in dat u geen btw in rekening hoeft te brengen en automatisch bent ontheven van allerlei btw-verplichtingen. Wilt u vanaf 2021 deelnemen? Meld u dan vóór 3 december aan bij de Belastingdienst. Meldt u zich later aan, dan kunt u pas met ingang van het volgende kwartaal deelnemen. Een eenmaal gemaakte keuze voor de KOR geldt in beginsel voor drie jaar. Met name voor ondernemers die te maken hebben met afnemers/klanten die de btw niet kunnen terugvragen, kan de KOR uitkomst bieden.

Let op! U verliest ook uw recht op btw-aftrek. De nieuwe KOR geldt nu ook voor rechtspersonen, zoals bv’s, stichtingen en verenigingen. Ondernemers die hebben gekozen voor de nieuwe KOR en die vervolgens in de loop van enig jaar de omzetgrens van € 20.000 overschrijden, worden vanaf dat moment weer btw-plichtig.

nan

Beoordeel de hoogte van de winst van uw bv

De tarieven van de vennootschapsbelasting gaan de komende twee jaren verder dalen en zien er als volgt uit:

Jaar

Tarief eerste schijf

Lengte eerste schijf

Tarief tweede schijf

2020

16,5%

€ 200.000

25%

2021

15%

€ 245.000

25%

2022

15%

€ 395.000

25%

Aan het eind van het jaar krijgt u meer duidelijkheid over de winstpositie. Beoordeel of de winst van uw bv(’s) (of de fiscale eenheid Vpb waarin deze gevoegd is/zijn) in lijn ligt met de verwachtingen. Wellicht overschrijdt u net de belastingschijf in de vennootschapsbelasting van € 200.000. Hierboven bedraagt de belasting 25% in plaats van 16,5%. Het kan dan aantrekkelijk zijn om de winst te verlagen door bijvoorbeeld een geplande uitgave naar voren te halen of een herinvesteringsreserve te vormen. Houd bij investeringen wel rekening met de invloed die dit heeft op de hoogte van de totale kleinschaligheidsinvesteringsaftrek. Of wellicht zijn er mogelijkheden voor het vormen van voorzieningen.

Tip! Wijkt de winst af, vraag dan op tijd een nieuwe voorlopige aanslag Vpb aan. Hiermee voorkomt u de betaling van belastingrente, die vanwege de coronacrisis verlaagd is naar 4%, terwijl u bij een teruggave voorkomt dat dit bedrag renteloos uitstaat bij de Belastingdienst.

Houd uw fiscale eenheid voor de Vpb tegen het licht

Zijn uw bv’s op dit moment gevoegd in een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting, houd deze dan eens tegen het licht. De fiscale eenheid betaalt vennootschapsbelasting over het geheel van winsten van de gevoegde bv’s. Gezien het toenemende verschil tussen het lage en het hoge tarief wordt het verbreken van de fiscale eenheid interessanter. Het tariefverschil bedraagt vanaf 2021 immers 10%-punt (15% respectievelijk 25%) en heeft vanaf 2021 betrekking op de eerste € 245.000 winst en vanaf 2022 zelfs op de eerste € 395.000 winst. Na verbreking van de fiscale eenheid kan elke bv voor zich het tariefsopstapje benutten. 

Ook als er plannen zijn om een deelneming te verkopen in 2021 is ontvoeging van de deelneming uit de fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting per 1 januari 2021 het overwegen waard. Dit voorkomt een extra fiscaal boekjaar in 2021.

Let op! De verbreking van een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting kan niet met terugwerkende kracht plaatsvinden. Als verbreking per 2021 gewenst is, moet het verzoek hiertoe vóór 1 januari 2021 zijn ontvangen door de Belastingdienst. Weeg alle voor- en nadelen van de fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting goed af voor u besluit tot verbreking over te gaan. Wees ook alert op mogelijke onbedoelde gevolgen bij verbreking. Zo dient u wellicht belasting te betalen over vermogensverschuivingen tussen de bv’s in de afgelopen zes jaar. Raadpleeg uw adviseur!

Dividend vóór 2021 uitkeren?

Het tarief van de aanmerkelijkbelangheffing (box 2) gaat in 2021 omhoog van 26,25% naar 26,9%. Het kan daarom lonend zijn een eventuele dividenduitkering vóór 2021 te laten plaatsvinden, als u deze uitkering consumptief gebruikt of voor het aflossen van een ‘excessieve lening’ bij uw bv. Gebruikt u het uitgekeerde dividend niet voor een van deze doelen, dan behoort het tot uw privévermogen en wordt het belast in box 3. Of dit aantrekkelijk is, hangt onder meer af van de vraag hoeveel u (en uw partner) al sparen en beleggen in box 3, wat het behaalde rendement is en hoeveel belasting u hierover betaalt. Dit is weer afhankelijk van de omvang van uw vermogen in box 3. Met name als u weinig rendement verwacht omdat u met uw vermogen weinig risico wilt nemen én als u over veel vermogen beschikt, is sparen of beleggen in de bv meestal voordeliger.

Let op! De vrijstelling in box 3 gaat per 2021 omhoog naar € 50.000 per persoon. Echter ook het tarief over het fictieve rendement in box 3 stijgt en wel van 30% naar 31%.

Tip! Dividend uitkeren om louter belasting in box 2 te besparen, is vaak niet aan te raden. Dat wordt anders als het rendement toeneemt of als u over weinig vermogen in privé beschikt.

Voorkom belastingrente: verzoek om een
voorlopige aanslag

Met betrekking tot uw aanslag vennootschapsbelasting 2020 rekent
de Belastingdienst vanaf 1 juli 2021 een rente van 4%! Voorkom belastingrente
over 2020 en controleer of uw voorlopige aanslag juist is. Is deze te laag,
vraag dan zo snel mogelijk een nieuwe voorlopige aanslag aan, als de
liquiditeitspositie dat toelaat. NB: de belastingrente was tot 1 oktober 2020
verlaagd naar 0,01% vanwege de coronacrisis.

Overigens is vanaf 2020 in de wet opgenomen dat geen
belastingrente in rekening wordt gebracht als de aangifte
vennootschapsbelasting wordt ingediend voor de eerste dag van de zesde maand na
het tijdvak waarover de belasting wordt geheven (doorgaans 1 juni) en de
belastingaanslag wordt vastgesteld overeenkomstig de ingediende aangifte.

Gebruikelijk loon dga 

Een dga wordt geacht een loon te krijgen dat normaal is voor het niveau en de duur van zijn arbeid. Het is goed om jaarlijks te toetsen of uw salaris hieraan voldoet.
Het gebruikelijk loon moet minimaal het hoogste bedrag zijn van de volgende bedragen: 

Is het gebruikelijk dat anderen bij de meest vergelijkbare werkzaamheden een lager loon krijgen? En kunt u dat aannemelijk maken? Dan stelt de Belastingdienst het loon op dat lagere bedrag. Daarbij moet u een vergelijking maken met de meest vergelijkbare werkzaamheden uit loondienst waarbij een aanmerkelijk belang geen rol speelt. Neemt u bij twijfel of in bijzondere situaties contact op met uw adviseur. 

Wordt uw bv voor toepassing van de S&O-afdrachtvermindering in 2020 als starter aangemerkt? Dan mag u uw gebruikelijk loon vaststellen op het wettelijk minimumloon. U kunt deze start-upregeling maximaal drie jaar toepassen.

Bent u dga van een bv waarvoor door de coronacrisis grote gevolgen ontstaan voor de omzet, dan mag u uw gebruikelijk loon als dga lager vaststellen. Dit kan zonder vooroverleg met de inspecteur op voorwaarden dat:

Het lagere gebruikelijk loon stelt u als volgt vast:

Gebruikelijk loon 2020 = A x B/C

A = het gebruikelijk loon over 2019

B = de omzet (exclusief btw) over de eerste vier kalendermaanden van 2020

C = de omzet (exclusief btw) over de eerste vier kalendermaanden van 2019

Let op! Reeds genoten loon kan niet met terugwerkende kracht worden verminderd. Heeft u dus de afgelopen maanden uw reguliere loon gekregen, kan dit niet worden teruggedraaid om gebruik te maken van bovenstaande mogelijkheid.

Voorkom verliesverdamping; zie verder hoofdstuk 2, tip 9

Beoordeel of de ondernemingsverliezen uit het verleden nog tijdig kunnen worden verrekend. U kunt namelijk in de vennootschapsbelasting verliezen alleen verrekenen met de belastbare winsten uit het voorafgaande jaar (carry-back) of met de winsten uit de komende zes jaar (carry-forward).

Beperking lenen bij eigen bv

Het excessief lenen bij de eigen bv voor dga’s wordt met ingang van 2023 aan banden gelegd. Het wetsvoorstel behelst leningen bij de eigen bv te belasten tegen het tarief in box 2. Dit zou dan alleen gelden voor zover het totaal van alle leningen meer dan € 500.000 bedraagt, waarbij leningen ten behoeve van de eigen woning zijn uitgezonderd.

Tip! U kunt belastingheffing voorkomen door dividend uit te keren in die gevallen waarin u meer dan € 500.000 bij uw bv heeft geleend. Doet u dit vóór 2021, dan betaalt u nog 26,25% belasting over dit dividend. In 2021 wordt dit tarief verhoogd naar 26,9%.

Verminder uw vermogen in box 3

Bezit u veel vermogen in privé, dan betaalt u hierover in box 3 belasting. Deze belasting loopt op naarmate u over meer vermogen beschikt. In 2021 betaalt u over een belastbaar vermogen van meer dan € 1.000.000 zelfs 1,76% belasting over de waarde van het vermogen per 1 januari 2021, ongeacht het behaalde rendement.

Tip! Het kan bij een hoog privévermogen lonend zijn om een deel hiervan over te brengen naar de bv, vooral als dit vermogen relatief laag rendeert. Dit kan via een kapitaalstorting of door het verstrekken van een lening aan uw bv. Op deze manier betaalt u minder belasting in box 3.

nan

Loonkostenvoordeel voor lage lonen

Werkgevers die werknemers in dienst hebben met een loon tussen 100% en 125% van het wettelijk minimumloon (WML), krijgen een tegemoetkoming: het lage-inkomensvoordeel (LIV). Voor het LIV gelden de volgende voorwaarden:

Wat betreft de verloonde uren gaat het om alle uitbetaalde uren, dus ook uren waarvoor niet gewerkt wordt. Denk aan betaald verlof, ziekte, overwerk en uitbetaalde verlofuren.

Tip! Ga na voor welke werknemers u op grond van het uurloon het loonkostenvoordeel zou kunnen ontvangen en vervolgens of zij het minimaal vereiste aantal uren werken. Zitten ze net onder de grens, dan kan het lonend zijn het aantal uren te verhogen. Zelfs als u uw werknemer extra betaald verlof zou geven, tellen de uren mee en kunt u het loonkostenvoordeel wellicht toch binnenhalen.

Het LIV is ook van toepassing op werknemers jonger dan 21 jaar. Zij moeten dan echter wel een gemiddeld uurloon hebben van minimaal 100% en maximaal 125% afgeleid van het WML voor iemand van 21 jaar of ouder.

Overigens hoeft u geen apart verzoek te doen voor het LIV. Het LIV wordt automatisch vastgesteld aan de hand van de in uw loonaangifte aanwezige gegevens. Het LIV wordt vormgegeven als een vast bedrag per verloond uur met een vast bedrag als jaarmaximum, volgens onderstaande tabel.

Hoogte loon

Gemiddelde uurloon in 2020 van € 10,29 t/m € 12,87

Vast bedrag

per verloond uur

€ 0,51 per uur

Maximale hoogte LIV

€ 1.000 per jaar

 Voor de tegemoetkoming is het van belang dat u het uurloon binnen de marges houdt.

Tip! Voor jongeren die minder dan 100% afgeleid van het WML verdienen, kan het voordelig zijn het loon te verhogen tot binnen de marge. Let er bij werknemers met een uurloon rond 125% op dat een kleine verhoging van het uurloon kan leiden tot een lager LIV.

Tip! Is het uurloon te hoog, dan kunt u in plaats van loon wellicht gebruikmaken van alternatieven. Denk daarbij aan onbelaste kostenvergoedingen en het onderbrengen van belast loon in de werkkostenregeling. Dit loon telt namelijk niet mee voor de bepaling van het LIV.

Loonkostenvoordeel voor jongeren

Werkgevers die jongere werknemers in dienst hebben, kunnen jeugd-LIV krijgen. Jeugd-LIV is een tegemoetkoming voor de verhoging van de minimumjeugdlonen in de afgelopen jaren.

Jeugd-LIV  

Voor jongeren van 18 t/m 20 jaar geldt een lagere tegemoetkoming in de vorm van het jeugd-LIV. De bedragen voor 2020 vindt u in onderstaande tabel.

Leeftijd op 31-12-2019 

Jeugd-LIV per uur 

Maximum jeugd-LIV per jaar 

18 jaar 

€ 0,07 

€ 135,20 

19 jaar 

€ 0,08 

€ 166,40 

20 jaar 

€ 0,30 

€ 613,60 

Benut ook overige loonkostenvoordelen

Het loonkostenvoordeel (LKV) is een jaarlijkse tegemoetkoming voor werkgevers die oudere werknemers en werknemers met een arbeidsbeperking vanuit een uitkeringssituatie in dienst nemen of houden. Het LKV vervangt de premiekortingen voor arbeidsbeperkte en oudere werknemers. Om het LKV te ontvangen, heeft u een kopie van de doelgroepverklaring LKV van uw werknemer nodig. Het LKV bedraagt € 3,05 per verloond uur en kan oplopen tot € 6.000 per werknemer per jaar. Alleen voor werknemers uit de doelgroep van de banenafspraak en scholingsbelemmerden bedraagt het LKV € 1,01 per uur en maximaal € 2.000 per jaar.

Investeren? Vraag de BIK aan!

Vanwege de coronacrisis is er een nieuwe, fiscale investeringssubsidie geïntroduceerd: de Baangerelateerde investeringskorting (BIK). Deze tijdelijke regeling biedt werkgevers, die in deze roerige tijden investeren in bijvoorbeeld nieuwe machines, voordeel. Bedrijven kunnen deze investeringskorting verrekenen met de af te dragen loonheffing en de regeling is dus alleen interessant voor bedrijven met personeel. Door deze systematiek is het voordeel van de regeling ook niet afhankelijk van de winst.

De BIK zal volgens het voorstel van toepassing zijn op investeringen in de periode 1 oktober 2020 t/m 31 december 2022 voor nieuwe bedrijfsmiddelen. Vanwege de benodigde administratieve aanpassingen kan waarschijnlijk pas in de loop van 2021 feitelijk gebruik van deze regeling worden gemaakt.  De Eerste Kamer stemt er over op 15 december.

Voor de laatste stand van zaken rondom de BIK kijkt u op de website van de Rijksoverheid

Benut uw mogelijkheden binnen de werkkostenregeling

Benut ook dit jaar uw mogelijkheden binnen de werkkostenregeling. Beoordeel uw nog resterende vrije ruimte en bekijk of zaken die u in 2021 wilt vergoeden/verstrekken nog in 2020 kunnen worden vergoed/verstrekt. Het is namelijk niet mogelijk om de vrije ruimte die in 2020 over is, door te schuiven naar 2021!

Tip! Houd er rekening mee dat de vrije ruimte in 2020 eenmalig is verruimd vanwege de coronacrisis. Tot een loonsom van € 400.000 bedraagt de vrije ruimte 3% en over het meerdere 1,2%. De vrije ruimte wordt in 2021 weer verlaagd: over de eerste € 400.000 van de loonsom wordt de vrije ruimte 1,7% en over het meerdere 1,18%.

Houd ook rekening met het gebruikelijkheidscriterium. Dit is een lastig criterium, dat inhoudt dat uw vergoedingen en verstrekkingen niet in de vrije ruimte kunnen worden ondergebracht als deze onderbrenging op zichzelf ongebruikelijk is en/of de omvang van de vergoeding/verstrekking ongebruikelijk is. Ongebruikelijk betekent in dit verband een afwijking van 30% of meer van wat in vergelijkbare omstandigheden gebruikelijk is. Volgens een arrest van de Hoge Raad betekent het echter niet dat alleen zakelijke vergoedingen en verstrekkingen in de werkkostenregeling kunnen worden ondergebracht. In de betreffende zaak ging het om aandelenpakketten. 

Tip! Maak gebruik van de doelmatigheidsmarge van € 2.400 per persoon per jaar. Tot dit bedrag beschouwt de Belastingdienst de vergoedingen/verstrekkingen in ieder geval als gebruikelijk. Het bedrag van € 2.400 geldt in alle redelijkheid, dus bijvoorbeeld niet voor zover het loon van de werknemer lager is dan de bedragen waar hij recht op heeft volgens de Wet op het minimumloon of als stagiair. Overigens betekent dit niet dat het bedrag van € 2.400 per definitie onbelast is. Het bedrag telt ‘gewoon’ mee voor de vrije ruimte en kan dus mogelijk een extra heffing van 80% opleveren voor de werkgever.

Maak alleen gebruik van de concernregeling binnen de werkkostenregeling indien deze positief voor u uitpakt. Houd er hierbij rekening mee dat de concernregeling alleen geldt voor bv’s, nv’s en stichtingen en dat een belang van minimaal 95% gedurende het gehele jaar vereist is. Door de concernregeling kan een bv die tot een concern behoort de ongebruikte vrije ruimte van een andere bv binnen hetzelfde concern benutten. Door de grotere vrije ruimte dit jaar vanwege de coronacrisis, is het gebruik van de concernregeling echter minder vaak voordelig. Als u de concernregeling toepast, kunt u namelijk maar één keer profiteren van de hogere vrije ruimte van 3% over de eerste € 400.000 van de loonsom. Het gebruik van de concernregeling is optioneel en u hoeft uw keuze pas ná 2020 te bepalen.

Tip! Heeft u nog geen andere belaste vergoedingen of verstrekkingen gehad, dan kunt u zichzelf dit jaar als dga bijvoorbeeld ook een eindejaarsbonus geven van € 2.400. Staat uw partner ook op de loonlijst, dan geldt dit ook voor hem of haar. Dit is niet mogelijk als u gebruik heeft gemaakt van de loonkostensubsidie NOW 2- en NOW 3-regeling in het kader van de coronacrisis en u een voorschot in de tegemoetkoming kreeg van € 100.000 of meer, dan wel een definitieve tegemoetkoming van € 125.000 of meer. Dit verbod op een bonus voor de dga en partner geldt ook onder NOW 1 als er gebruik is gemaakt van de concernregeling. Verder geldt het verbod ook als u langer dan drie maanden bijzonder uitstel van betaling heeft gekregen.

Houd rekening met wijziging 30%-regeling

De 30%-regeling voor buitenlandse werknemers met een specifieke deskundigheid is gewijzigd. Vanaf 2019 mogen werkgevers de regeling nog maar vijf jaar toepassen in plaats van acht jaar. Er is overgangsrecht ingevoerd voor de groep werknemers waarvoor de regeling als gevolg van deze maatregel in 2019 of 2020 zou eindigen en die zijn ingekomen vóór 1 januari 2012.

Op basis van de 30%-regeling mag een werkgever 30% van het salaris van de betreffende werknemer belastingvrij uitbetalen als tegemoetkoming in de extra kosten van de buitenlandse werknemer. Een hoger percentage mag ook, mits aannemelijk wordt gemaakt dat de kosten ook hoger zijn.

Er gelden wel de nodige voorwaarden om de regeling te mogen toepassen. Met name moet sprake zijn van een specifieke deskundigheid. Dit is onder meer het geval als het jaarsalaris, exclusief de belastingvrije vergoeding, in 2020 minstens € 38.347 bedraagt. Voor werknemers jonger dan 30 jaar met een mastertitel geldt de verlaagde salariseis van € 29.149. Verder moet de werknemer voordat hij bij de Nederlandse werkgever in dienst trad, gedurende minimaal 16 van de 24 voorafgaande maanden op minstens 150 km afstand van de Nederlandse grens hebben gewoond.

Tip! Een soortgelijke regeling geldt voor werknemers die tijdelijk in bepaalde aangewezen landen werken. Ook aan die werknemers mag onder voorwaarden 30% van de beloning onbelast worden uitbetaald. Deze regeling wijzigt niet.

Vergeet btw privégebruik auto niet in uw laatste btw-aangifte

Voor auto’s van de zaak die ook privé gebruikt worden, moet in de laatste btw-aangifte van het jaar btw over het privégebruik betaald worden. Daar staat tegenover dat u door het jaar heen de btw op alle autokosten in aftrek kunt brengen, althans, als u de auto gebruikt voor btw-belaste omzet.

Voor het btw-privégebruik kunt u gebruikmaken van een forfaitaire regeling. Ga daarbij uit van een btw-heffing van 2,7% van de catalogusprijs van de auto, inclusief btw en bpm.

Tip! Voor de auto van de zaak die vijf jaar (inclusief het jaar van ingebruikneming) of langer in de onderneming is gebruikt, geldt een lager forfait van 1,5%. Datzelfde percentage geldt ook als je bij de aankoop van de auto geen btw in aftrek hebt gebracht. 

Let op! U hoeft geen gebruik te maken van de forfaitaire regeling. U mag ook btw betalen over het werkelijke privégebruik. Dit kan soms voordeliger zijn. U moet dan wel een (globale) kilometerregistratie bijhouden. Houd er rekening mee dat in dit geval woon-werkverkeer als privé wordt gezien.

Tip! De niet-aftrekbare btw in verband met het privégebruik is een kostenpost voor uw bedrijf en dus aftrekbaar van de winst.

Vraag milieu-investeringsaftrek aan voor uw milieuvriendelijke auto

Schaft u nog in 2020 een milieuvriendelijke auto aan, dan komt u mogelijk in aanmerking voor de milieu-investeringsaftrek (MIA). De MIA geldt voor een waterstofpersonenauto met een CO2-uitstoot van 0 gr/km. Voor deze auto geldt ook de VAMIL (willekeurige afschrijving van 75% van de aanschaffingskosten). Voor elektrische auto’s met een CO2-uitstoot van 0 gr/km kunt u eveneens MIA verkrijgen. Er gelden verschillende aftrekpercentages en er zijn maxima gesteld aan de in aanmerking te nemen investeringsbedragen.

Soort auto

MIA %

Maximaal in aanmerking te nemen investeringsbedrag

VAMIL

Waterstofpersonenauto

(CO2-uitstoot = 0)

36%

€ 75.000

Ja

Elektrische auto

(CO2-uitstoot = 0)

13,5%

€ 40.000

Nee

Let op! Om in aanmerking te komen voor de MIA en VAMIL, moet u uw investering binnen drie maanden nadat u de investeringsverplichting bent aangegaan, melden bij RVO.nl. Bent u te laat, dan komt u niet meer in aanmerking voor de aftrek! Dat is binnen drie maanden na het tekenen van de offerte of het plaatsen van de bestelling, niet het moment van levering!

Het is nog niet bekend of de MIA en VAMIL ook in 2021 gelden voor de milieuvriendelijke auto, omdat de nieuwe milieulijsten voor de MIA 2021 pas eind 2020 bekend worden gemaakt.

Ook voor de oplaadpaal van de elektrische auto op eigen terrein en voor eigen gebruik geldt in 2020 nog de MIA. Het aftrekpercentage voor de oplaadpaal bedraagt 36%. Daarnaast mag op deze laadpaal voor 75% willekeurig afgeschreven worden (VAMIL). Laadpalen waarvan de investeringskosten minder dan € 2.500 bedragen, komen niet in aanmerking voor de MIA/VAMIL, tenzij deze samen met de elektrische auto worden aangemeld.

nan

Het overzicht in deze nieuwsbrief is geschreven met de kennis tot en met woensdagmiddag 28 oktober 2020.

  1. Uitbreiding regeling TVL uitgelegd
  2. Ook in 2021 geen hoge WW-premie vanwege overwerk
  3. Verlenging kredietfaciliteiten
  4. Soepeler opstelling fiscus bij schuldsanering
  5. Krediet ten behoeve van vouchers reisbranche
  6. Andere belangrijke steunmaatregelen op een rij
  7. Gratis scholing en ontwikkeltrajecten

1. Uitbreiding regeling TVL uitgelegd

Eerst nog even de huidige regeling uitgelegd. De TVL uit het derde steunpakket kent drie periodes van drie maanden. Dit zijn de periodes oktober t/m december 2020, januari t/m maart 2021 en april t/m juni 2021. De tegemoetkoming van de TVL kent voor de periode 1 oktober t/m 31 december 2020 een subsidie van maximaal € 90.000 voor drie maanden bij een omzetverlies van minstens 30%. Via de TVL krijgt een bedrijf een vergoeding van 50% van het percentage vaste lasten dat voor de sector geldt, maal het omzetverlies.

Bij bijvoorbeeld 40% omzetverlies ontvangt een bedrijf dus 50% x 40% = 20% van de vaste lasten.

De vaste lasten van een onderneming worden bepaald door een percentage te vermenigvuldigen met de daadwerkelijke omzet. Het percentage vaste lasten van een onderneming is afhankelijk van de sector en wordt bepaald op basis van cijfers van het CBS. De TVL voor de periode oktober t/m december 2020 kan vanaf half november worden aangevraagd.

TVL eenmalig ook voor andere sectoren

Aanvankelijk gold de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) alleen voor bepaalde sectoren, maar de regeling wordt nu uitgebreid. Dat heeft het kabinet dinsdag 27 oktober bekendgemaakt. Deze uitbreiding geldt vooralsnog alleen voor de eerste drie maanden (oktober tot en met december 2020). Of een bedrijf in deze periode in aanmerking komt voor de TVL, is dus niet langer afhankelijk van de SBI-code van het bedrijf. De TVL staat daarmee voor deze periode eenmalig open voor alle bedrijven met een minimaal omzetverlies van 30%. Bedrijven moeten wel voldoen aan de overige eisen van de TVL. Zo dient men onder andere minimaal € 3.000 aan vaste lasten te hebben in de periode oktober t/m december en dient men minder dan 250 werknemers in dienst te hebben. Tevens dient de onderneming in beginsel ten minste één andere vestiging te hebben dan het privé adres van de eigenaar.

De omzetdaling wordt bepaald door de omzet over de aanvraagperiode te vergelijken met de omzet over dezelfde periode in het jaar 2019.

Extra subsidie horeca

Er komt een extra subsidie voor de horeca. Dit om tegemoet te komen in de kosten ten gevolge van de verplichte sluiting, zoals bederf van voorraden. De subsidie zal ongeveer 2,75% van de omzetderving bedragen, al is nog niet duidelijk over welke periode deze derving berekend wordt. De uitwerking en voorwaarden van de regeling worden nog bekendgemaakt. Wel is al bekend dat de subsidie gemiddeld ongeveer € 2.500 per onderneming zal bedragen.

Horecaondernemers hoeven voor de subsidie geen aparte aanvraag in te dienen. Wanneer een aanvraag voor de TVL wordt gedaan, zal de subsidie er automatisch bij worden opgeteld. De subsidie zal niet beperkt worden door het maximum van de TVL van € 90.000.

Extra tegemoetkoming evenementenbranche

Aangezien veel evenementen vanwege de coronamaatregelen niet door kunnen gaan, komt er ook voor deze branche een extra tegemoetkoming. Deze extra regeling is bestemd voor ondernemers die wel voor de TVL uit het tweede steunpakket in aanmerking zijn gekomen, maar niet voor de TVL voor de periode oktober t/m december 2020 omdat hun omzet in het vierde kwartaal van 2019 (te) laag was.

De betreffende ondernemingen die door een lage omzet in 2019 geen aanspraak kunnen maken op de aankomende TVL-subsidie, ontvangen eenmalig een bedrag gebaseerd op de hoogte van hun TVL subsidie uit het tweede steunpakket. De regeling wordt nog verder uitgewerkt.

Voorwaarden

Om de tegemoetkoming te krijgen, moet een bedrijf een SBI-code hebben die aangeduid is als ‘evenement-gerelateerd’. Ook moet men kunnen aantonen dat men minimaal één festival of evenement heeft georganiseerd of voor de omzet voor minstens 70% afhankelijk te zijn van levering aan festivals of evenementen.

Het lijkt voor deze eenmalige tegemoetkoming van belang te zijn dat daadwerkelijk gebruik is gemaakt van de TVL-subsidie uit het tweede steunpakket. Het is nog onbekend hoe zal worden omgegaan met ondernemingen die wel recht hadden op de TVL-subsidie uit het tweede steunpakket, maar daar geen gebruik van hebben gemaakt.

2. Ook in 2021 geen hoge WW-premie vanwege overwerk

Voor werknemers met een vast arbeidscontract hoeft sinds dit jaar minder WW-premie betaald te worden dan voor werknemers met een flexibel contract. Wettelijk is geregeld dat werkgevers met terugwerkende kracht de hoge WW-premie moeten afdragen voor vaste werknemers die in een kalenderjaar meer dan 30% hebben overgewerkt. Uitgezonderd hiervan zijn werknemers die al een arbeidsduur hebben van minimaal 35 uur per week.

Deze bepaling kan onbedoelde effecten hebben in sectoren waar door het coronavirus veel extra overwerk nodig is, zoals de zorg. Deze maatregel is dan ook in 2020 opgeschort en dit zal vanwege de huidige situatie rond het coronavirus ook in 2021 zo blijven.

3. Verlenging kredietfaciliteiten

Om bedrijven in hun liquiditeitsbehoefte te blijven ondersteunen, worden kredietfaciliteiten verlengd. Het garantie-instrumentarium voor corona en de financieringsregelingen COL via de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen en de Overbruggingskredietfaciliteit Qredits, worden verlengd tot en met 30 juni 2021. De BMKB-C regeling wordt verlengd tot eind 2021.

4. Soepeler opstelling fiscus bij schuldsanering

De Wet Homologatie Onderhands Akkoord (WHOA) treedt op 1 januari 2021 in werking. De WHOA beoogt ondernemers een akkoord met schuldeisers (en aandeelhouders) te laten sluiten waarbij schulden worden gesaneerd en faillissementen worden voorkomen. Door de WHOA is niet meer vereist dat voor een akkoord over een herstructurering van schulden unanimiteit vereist is. Het is dus niet meer mogelijk dat één (of enkele) schuldeiser(s) een akkoord kan (kunnen) tegenhouden om zodoende een betere positie te kunnen afdwingen.

De WHOA neemt niet alle knelpunten weg die ondernemers tegenkomen bij het tijdelijk stilleggen of definitief stoppen met hun bedrijf. Daarom schept het kabinet extra voorwaarden (het time-outarrangement, TOA). Ondernemers die tijdelijk met hun bedrijf stoppen en voldoen aan de voorwaarden van de TVL, kunnen bijvoorbeeld gebruik blijven maken van de TVL. Ook staat het kabinet een soepelere opstelling van de Belastingdienst voor.

5. Krediet ten behoeve van vouchers reisbranche

De haalbaarheid en wenselijkheid van een kredietfaciliteit gekoppeld aan bestaande vouchers in de reisbranche worden onderzocht. Mocht blijken dat een rol voor de overheid hierin aantoonbaar doelmatig en wenselijk is, dan zal het kabinet zich daarop beraden.

6. Andere belangrijke steunmaatregelen op een rij

Naast bovenstaande aanvullingen van de steunmaatregelen, bestaan ook nog de lopende andere belangrijke steunmaatregelen uit het derde steunpakket. Dat pakket heeft het kabinet al veel eerder bekendgemaakt. Deze maatregelen, die van 1 oktober tot en met 30 juni 2021 gelden, hebben we nog eens kort op een rij gezet. Dat zijn de NOW 3.0, uitstel van belastingbetaling en de Tozo 3.0. U kunt nog steeds een beroep op deze maatregelen doen.

De loonkostensubsidie NOW 3.0

Ten eerste is er de NOW 3.0. Deze tegemoetkoming in de loonkosten voor bedrijven met een substantiële omzetdaling door de coronacrisis geldt voor een periode van drie keer drie maanden. Dit betekent dat de NOW 3.0 doorloopt tot en met juni 2021. De regeling wordt echter stapsgewijs soberder. Ieder kwartaal worden de eisen wat betreft de omzetdaling stapsgewijs aangescherpt. Tevens wordt de hoogte van de tegemoetkoming verder afgebouwd.

Samengevat:

Aanvragen NOW 3.0 in november

Naar verwachting kunt u de NOW 3.0 op 16 november 2020 bij het UWV aanvragen. Dan kan voor de eerste periode van oktober tot en met december 2020 de aanvraag worden ingediend.

Voor elke periode uit de NOW 3.0 staat het loket slechts ongeveer een maand open. Dat is korter dan tijdens de NOW 1.0 en NOW 2.0. Bovendien moet elke periode van de NOW 3.0 apart worden aangevraagd.

Uitstel van belastingbetaling

Wanneer uw bijzonder uitstel of verlenging afloopt, moet u bij de eerstvolgende aangifte uw belasting weer op tijd betalen. Vanaf 1 juli 2021 begint de afbetaling van de openstaande belastingbedragen waarvoor u uitstel van betaling hebt gekregen. Daarvoor krijgt u ruim de tijd: drie jaar.

Bij uitstel van betaling wordt invorderingsrente in rekening gebracht. Tot eind 2021 bedraagt deze nog 0,01%. Vanaf 1 januari 2022 zal de invorderingsrente weer worden verhoogd tot 4%.

Maatwerk bij aflosproblemen?

Wanneer aflossen niet mogelijk is, wordt bekeken of een maatwerkoplossing mogelijk is, zoals langer uitstel van betaling. In die gevallen zal een verklaring van een derde-deskundige, zoals een accountant, nodig zijn. Hieruit moet blijken dat er liquiditeitsproblemen zijn, dat deze tijdelijk zijn, dat ze vóór een afgesproken datum worden opgelost en dat de onderneming levensvatbaar is. 

Tozo voor zelfstandig ondernemers

Ten derde is er de Tozo 3.0, de tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers, die ook geldt tot 1 juli 2021. De regeling bestaat uit twee voorzieningen. Allereerst een inkomensondersteuning voor levensonderhoud, deze vult het huishoudinkomen aan tot het sociaal minimum. De tweede voorziening houdt een lening voor bedrijfskapitaal tot maximaal € 10.157 in. Ook Tozo 3.0 bestaat uit drie periodes van drie maanden, die elk apart moeten worden aangevraagd bij de gemeente.

Vermogenstoets 

Het plan was om per 1 oktober 2020 een beperkte vermogenstoets in te voeren in de Tozo 3.0. Met de invoering van nieuwe en strengere coronamaatregelen vond het kabinet een vermogenstoets per 1 oktober 2020 niet gepast. Daarom is eerder besloten de invoering uit te stellen tot 1 april 2021. Dit betekent dat u voor de maanden oktober 2020 tot en met maart 2021 een uitkering Tozo 3.0 kunt aanvragen zonder uitvoering van een vermogenstoets. Wel geldt sinds Tozo 2.0 een partnertoets, waardoor het inkomen van de partner het recht op Tozo beïnvloedt.

Aanvragen

De regeling is aan te vragen tussen 1 oktober 2020 tot en met 30 juni 2021. De startdatum van de aanvraagmogelijkheid kan per gemeente verschillen. Houd de website van uw gemeente in de gaten voor meer informatie.

Gratis scholing en ontwikkeltrajecten

De coronacrisis heeft grote gevolgen voor de arbeidsmarkt. Mensen zullen hun baan verliezen en op zoek moeten naar ander werk, zo schreef het kabinet eerder. Daarom is er het aanvullend sociaal pakket van € 1,4 miljard. Via het programma ‘NL leert door’ financiert het kabinet ontwikkeladviezen en (online) scholing. Naar verwachting zal het in november dit jaar mogelijk zijn om gratis (online) scholing te volgen.

Vanaf 1 december 2020 zijn er ook weer 50.000 kosteloze ontwikkeladviestrajecten beschikbaar. Werknemers in loondienst, flexwerkers, maar ook zelfstandigen en zzp’ers kunnen dankzij de subsidieregeling ‘NL leert door’ een gratis ontwikkeltraject volgen bij een gekwalificeerd loopbaanadviseur. Met zo’n ontwikkeltraject krijgt iemand beter zicht op zijn kansen op de arbeidsmarkt.

Disclaimer: Bij de samenstelling van de teksten is naar uiterste betrouwbaarheid en zorgvuldigheid gestreefd. Onze organisatie kan niet aansprakelijk worden gesteld voor eventuele onjuistheden en de gevolgen hiervan. 

nan

Óf u met belastingen te maken krijgt, is afhankelijk van uw (persoonlijke) omstandigheden en de wijze van gebruik van de vakantiewoning. Deze advieswijzer bevat algemene informatie en kan niet zonder meer uitsluitsel geven over uw eigen specifieke situatie. Laat u voor uw persoonlijke situatie daarom nader informeren door een van onze adviseurs.

Omzetbelasting

Omzetbelasting bij aankoop

Koopt u een nieuwe – nog niet eerder gebruikte – vakantiewoning, dan zal hierover 21% omzetbelasting (btw) berekend worden. Koopt u een vakantiewoning die al meer dan twee jaar geleden voor het eerst in gebruik is genomen, dan zal hierover geen btw berekend worden. Op verzoek van zowel koper als verkoper kan in een dergelijk geval toch btw berekend worden als u de vakantiewoning voor 90% of meer gaat gebruiken voor met btw belaste activiteiten. U moet hiervoor toestemming vragen aan uw belastingkantoor of uw keuze vastleggen in de notariële akte van levering.

Let op! De hiervoor beschreven gevolgen voor de btw gelden als de vakantiewoning als ‘onroerend’ wordt aangemerkt. De vakantiewoning is onroerend als deze duurzaam met de grond verenigd is of in ieder geval naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven. In sommige situaties zal een vakantiewoning roerend kunnen zijn en kunnen andere gevolgen voor de btw gelden.

De btw die bij de aankoop berekend wordt, kunt u in sommige gevallen terugvragen bij de Belastingdienst. Dit is afhankelijk van de wijze van gebruik van de vakantiewoning. Koopt u de vakantiewoning alleen voor eigen gebruik of verhuurt u deze ook (gedeeltelijk)?

Eigen gebruik vakantiewoning

Indien u de vakantiewoning alleen zelf gebruikt en niet verhuurt aan anderen, kunt u de btw die bij de aankoop berekend is niet terugvragen bij de Belastingdienst.

Verhuur vakantiewoning

Indien u de vakantiewoning verhuurt aan anderen, dan kunt u mogelijk de btw die bij de aankoop berekend is (gedeeltelijk) terugvragen bij de Belastingdienst. De verhuur van de vakantiewoning moet dan zodanig zijn dat sprake is van exploitatie van een vermogensbestanddeel om er duurzaam opbrengsten uit te verkrijgen. Hiervan is volgens beleid van de Belastingdienst in ieder geval sprake als de vakantiewoning voor minimaal 140 dagen per jaar wordt verhuurd.

Tip! Verhuurt u de vakantiewoning voor minder dan 140 dagen per jaar, dan kan er nog steeds sprake zijn van exploitatie van een vermogensbestanddeel om er duurzaam opbrengsten uit te verkrijgen. Neem voor uw persoonlijke situatie contact op met een van onze adviseurs.

Of u de btw geheel dan wel gedeeltelijk terug kunt vragen, is afhankelijk van uw eigen gebruik van de vakantiewoning. Gebruikt u de vakantiewoning zelf niet maar wordt deze alleen verhuurd, dan kunt u de volledige btw over de aankoop terugvragen. Gebruikt u de vakantiewoning ook voor eigen gebruik, dan kunt u slechts het deel dat betrekking heeft op de verhuur terugvragen.

Voorbeeld

U koopt in 2020 een vakantiewoning voor € 121.000 (inclusief btw). De vakantiewoning wordt in 2020 voor 70% verhuurd en voor 30% door u zelf gebruikt. Van de btw bij aankoop (€ 21.000) kunt u dan in 2020 € 14.700 (70%) terugvragen bij de Belastingdienst.

Let op! Om btw te kunnen terugvragen, dient u zich als ondernemer voor de omzetbelasting aan te melden bij de Belastingdienst. Inschrijven als ondernemer bij het handelsregister van de Kamer van Koophandel is niet nodig.

Indien de Belastingdienst van mening is dat u voor de verhuur van de vakantiewoning ondernemer bent voor de btw en u dus uw btw kunt terugvragen, dient u 9% btw over de huur te berekenen en af te dragen aan de Belastingdienst. Dit lijkt financieel nadelig, maar hier staat tegenover dat u de btw bij aankoop alsmede de btw met betrekking tot de bij u in rekening gebrachte kosten voor de vakantiewoning in aftrek kunt brengen (na toepassing van een correctie voor het eigen gebruik van de vakantiewoning).

Voorbeeld

In 2020 ontvangt u € 5.450 (inclusief 9% btw) uit de verhuur van de vakantiewoning. U betaalt € 1.210 (inclusief 21% btw) aan kosten voor de vakantiewoning. In 2020 draagt u € 450 btw af. Van de € 210 btw over de kosten die u heeft gemaakt, kunt u 70% (€ 147) terugvragen, omdat de woning voor 70% wordt verhuurd. Per saldo bedraagt uw teruggaaf in 2020 € 14.397 (€ 14.700 btw + € 147 btw - € 450 btw).

Tip! Moet u in een jaar per saldo btw betalen, dan kunt u mogelijk gebruikmaken van de kleineondernemersregeling (de KOR).

De kleineondernemersregeling is in 2020 gewijzigd. U kunt er tot een omzet van € 20.000 voor kiezen geen btw in rekening te brengen. In dat geval kunt u ook geen btw terugvragen.

Ondernemers die in 2020 de nieuwe regeling willen toepassen, dienen dit te melden bij de inspecteur. U vindt een aanmeldformulier op de website van de Belastingdienst (zoekterm ‘aanmelden KOR’). Het aanmeldformulier moet uiterlijk vier weken voor de ingangsdatum van het aangiftetijdvak waarin u de KOR wilt laten ingaan door de Belastingdienst zijn ontvangen.

Let op! U moet wellicht een deel van de afgetrokken btw op de vakantiewoning terugbetalen als u in 2020 kiest om deel te nemen aan de kleineondernemersregeling. Dit is het geval als er na het jaar van aankoop van de vakantiewoning minder dan negen jaar zijn verstreken. Neem dit mee bij uw keuze of neem hierover contact met ons op.

Ontvangen of terugbetalen btw bij gewijzigd gebruik of verkoop

Als het eigen gebruik van de vakantiewoning wijzigt, wordt de btw die u in aftrek heeft gebracht, herzien. Wordt het eigen gebruik groter, dan zult u mogelijk btw terug moeten betalen. Daalt het eigen gebruik, dan krijgt u mogelijk (extra) btw terug. Deze herziening moet u gedurende de negen jaar volgend op het jaar van aanschaf jaarlijks uitvoeren. De herziening vindt plaats op 1/10 deel van de aankoop-btw. Herziening blijft achterwege als deze minder dan 10% bedraagt van de aan het jaar toe te rekenen reeds in aftrek gebrachte btw.

Voorbeeld

In 2020 wordt de vakantiewoning voor 60% verhuurd en voor 40% door u zelf gebruikt. U moet een herziening toepassen op 1/10 van € 21.000 = € 2.100. Van deze € 2.100 heeft u 70% (= € 1.470) terugontvangen. In 2020 heeft u echter maar recht op 60% (= € 1.260). Het verschil bedraagt € 210. Dit is hoger dan 10% van de aan 2020 toe te rekenen al in aftrek gebrachte btw (10% van € 1.470 = € 147). De herziening blijft daarom niet achterwege en u moet in 2020 € 210 aan btw terugbetalen.

Let op! Als u de aankoop-btw heeft teruggevraagd, wordt uw vakantiewoning in het jaar van aankoop en de negen jaren daaropvolgend voor de btw gevolgd. Herziening van btw vindt niet alleen plaats bij wijziging in het gebruik zoals in het voorbeeld hiervoor, maar ook als u bijvoorbeeld de woning alleen nog maar zelf gebruikt (en dus niet meer verhuurt) of als u de woning verkoopt zonder btw. In de laatste twee gevallen zult u de volledige btw over de nog resterende jaren in één keer moeten terugbetalen.

Voorbeeld

Op 1 januari 2021 verkoopt u de vakantiewoning aan een particulier, die deze gaat gebruiken voor eigen gebruik. Volgens de wettelijke regels kunt u geen btw berekenen over deze verkoop. U moet wel de in 2016 in aftrek gebrachte btw over de nog resterende periode herzien. Op 1 januari 2021 zijn vier van de negen herzieningsjaren verlopen. Dit betekent dat u nog voor vijf jaren 1/10 van € 14.700 moet terugbetalen aan de Belastingdienst, tezamen € 7.350 (= vijfmaal € 1.470).

Tip! Verkoopt u de vakantiewoning uit het voorbeeld na 31 december 2025, dan heeft dit geen gevolgen meer voor de in 2016 in aftrek gebrachte btw bij aankoop.

Daarnaast zijn er nog andere mogelijkheden waardoor u de btw die u bij aankoop heeft teruggekregen, niet hoeft terug te betalen. Gaat de koper de woning bijvoorbeeld voor meer dan 90% voor met btw belaste activiteiten gebruiken, dan kunt u mogelijk op verzoek de vakantiewoning toch met btw verkopen. Het voordeel hiervan is dat u dan niet de aankoop-btw hoeft te herzien. Ook bij verkoop binnen twee jaar na de eerste ingebruikname van de vakantiewoning wordt de verkoop met btw belast en treedt hetzelfde effect op. Zet de koper van uw vakantiewoning uw activiteiten van verhuur ongewijzigd voort, dan is het misschien zelfs mogelijk om de woning zonder btw te verkopen en hetzelfde effect te bereiken. Hiervoor moet de verkoop van de woning kunnen worden aangemerkt als overdracht van een algemeenheid van goederen.

Tip! De verkoop van uw vakantiewoning kan diverse btw-gevolgen hebben. Laat u, voordat tot verkoop wordt overgegaan, daarom altijd eerst adviseren.

Overdrachtsbelasting

Bij verkoop van een onroerende zaak is overdrachtsbelasting verschuldigd. Koopt u een nieuwe, nog niet eerder gebruikte vakantiewoning, dan zal hierover 21% omzetbelasting (btw) berekend worden en geldt een vrijstelling voor de overdrachtsbelasting. In alle overige gevallen zal over het algemeen wel 2% overdrachtsbelasting verschuldigd zijn.

Koopt u een vakantiewoning inclusief inventaris, dan wordt over het aandeel van de inventaris in de koopsom geen overdrachtsbelasting berekend.

Inkomstenbelasting

De vakantiewoning zal over het algemeen belast zijn in box 3. In box 3 betaalt u geen belasting over de ontvangen huur, maar over de WOZ-waarde van de vakantiewoning. Vanaf 1 januari 2017 geldt een belastingtarief van 30% en wordt gerekend met een forfaitair rendement dat wordt bepaald aan de hand van een vermogensmix en drie schijven, met elk een eigen, jaarlijks wisselend forfaitair rendementspercentage. Voor het jaar 2020 bedraagt het forfaitair rendement 1,789% tot een belastbaar vermogen van € 72.798, 4,185% tussen de € 72.798 en de € 1.005.573 en daarboven 5,28%. Er geldt in 2020 een vrijstelling voor het gehele vermogen in box 3 van € 30.846 per persoon.

Let op! Als de exploitatie van uw vakantiewoning dusdanige vormen aanneemt dat deze het normale actieve vermogensbeheer te buiten gaat, wordt de vakantiewoning niet belast in box 3, maar worden de inkomsten belast in box 1.

Onroerendezaakbelasting (OZB) 

 Voor de heffing van de onroerendezaakbelasting (OZB) is bij vakantiewoningen de vraag van belang of ze ook als woning kunnen worden aangemerkt. De rechter heeft beslist dat niet van belang is of een vakantiewoning al dan niet permanent bewoond mag worden en als dit niet is toegestaan, of dit bewonen al dan niet gedoogd wordt. Wel van belang is of de woning beschikt over eigen voorzieningen, zoals een badkamer, sanitair en kookgelegenheid. Zo ja, dan is de woning bestemd om daarin te verblijven, te slapen en de overige woonfaciliteiten en voorzieningen te gebruiken. De vakantiewoning is dan naar aard en inrichting bestemd en geschikt om enigszins duurzaam voor bewoning te dienen en wordt dan als woning aangemerkt.

Kan een vakantiewoning als woning worden aangemerkt, dan betekent dit dat voor de OZB alleen een aanslag eigenarenheffing kan worden opgelegd. Een aanslag gebruikersheffing kan de gemeente dan niet opleggen. Bovendien geldt voor woningen meestal een lager OZB-tarief dan voor niet-woningen. Bij een vakantiewoning die aan bovengenoemde eisen voldoet, krijgt u dus slechts één heffing opgelegd en is op deze heffing veelal een lager tarief van toepassing.

Verbod op permanente bewoning

Is permanente bewoning verboden, dan drukt dit wel de WOZ-waarde, zo besliste de rechter in het verleden. Ga dus na of een eventueel verbod op permanente bewoning in de WOZ-waarde is meegenomen.

Forensenbelasting

Een gemeente heeft de mogelijkheid forensenbelasting te heffen. Dit kan als u in een andere plaats dan uw woonplaats een woning voor minstens 90 dagen per jaar ter beschikking heeft. Het is niet van belang of u ook daadwerkelijk 90 dagen of meer in de woning verblijft. Verblijft u permanent in uw vakantiewoning, dan is forensenbelasting niet van toepassing.

Dagen dat u de woning verhuurt dan wel de woning gebruikt om de woning beschikbaar te maken of te houden voor verhuur tellen dus niet mee. Bij beschikbaar maken of houden voor verhuur kunt u bijvoorbeeld denken aan het plegen van onderhoud, zoals het verven van het houtwerk. Verhuurt u de woning voor een bepaalde periode via een derde maar kunt u zelf gebruikmaken van de woning als deze in de betreffende periode niet verhuurd wordt, dan tellen deze dagen wel mee. De woning staat u dan immers ter beschikking.

Het aanschaffen/bezitten/verkopen van een vakantiewoning heeft altijd fiscale consequenties voor u.

nan

Heeft u zich al ingeschreven voor onze nieuwsbrief?
Inschrijven →

© 2024 HLB Nannen | Cookie statement | Privacy statement | Algemene voorwaarden | KVK 01140751 | BTW NL0033 79 760 B01

linkedin facebook pinterest youtube rss twitter instagram facebook-blank rss-blank linkedin-blank pinterest youtube twitter instagram