De overdrachtsbelasting kent een bedrijfsopvolgingsfaciliteit: als een ondernemer zijn onderneming aan één of meer familieleden overdraagt, blijft heffing van overdrachtsbelasting met betrekking tot de verkrijging van de onroerende zaken die behoren tot en dienstbaar zijn aan de overgedragen onderneming achterwege. Aan deze vrijstelling is wel een voorwaarde verbonden die we ook kennen bij de BOF: de onderneming moet door de verkrijger(s) worden voortgezet.
In 2018 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de vrijstelling eveneens van toepassing kan zijn indien aandelen in een onroerendezaakrechtspersoon (OZR), worden verkregen (ervan uitgaande dat het aanwezige vastgoed als onderneming kwalificeert).
Van een OZR is sprake als een BV voldoet aan een bezitseis én een doeleis. Aan de bezitseis wordt voldaan als meer dan 50% van de totale bezittingen van de rechtspersoon bestaan uit onroerende zaken. Aan de doeleis wordt voldaan als de onroerende zaken voor ten minste 70% dienstbaar zijn aan het verkrijgen, vervreemden of exploiteren van deze onroerende zaken.
De Hoge Raad keek als het ware door de OZR heen: als een directe verkrijging van het vastgoed is vrijgesteld, dan geldt dit ook voor de indirecte verkrijging; een gelijke behandeling dus van een stenentransactie en een aandelentransactie.
Stel nu dat de verkrijger/bedrijfsopvolger van zo’n OZR niet natuurlijk persoon X is (een mens van vlees en bloed), maar een rechtspersoon – X BV - waarvan alle aandelen worden gehouden door X. Geldt de hierboven genoemde doorkijkbenadering dan ook?
Met andere woorden: mag je dubbel doorkijken door de OZR BV en door de verkrijgende BV?
Diverse rechtbanken en hoven hebben in 2020 en 2021 beslist dat de doorkijkbenadering uitsluitend ziet op OZR die wordt verkregen en dat de vrijstelling geen toepassing kan vinden als aandelen in een OZR worden verkregen door een BV waarvan de aandelen worden gehouden door de in de vrijstellingsbepaling genoemde personen. Afgelopen maand heeft de Hoge Raad deze jurisprudentie bevestigd.
Nu het tarief van de overdrachtsbelasting naar alle waarschijnlijkheid per 1 januari 2023 (verder) wordt verhoogd naar 10%, is het raadzaam om de positie van het vastgoed in een structuur kritisch te bezien, zodat op het moment van toekomstige verkoop (al dan niet binnen de familie) gebruik kan worden gemaakt van de diverse vrijstellingen in de overdrachtsbelasting, o.a. de bovenstaande bedrijfsopvolgingsfaciliteit.
nan
Belastingplichtigen die bezwaar hebben gemaakt tegen de box 3-heffing over de jaren 2017 tot en met 2020 worden automatisch gecompenseerd volgens de zogenoemde ‘spaarvariant’. Hierbij zal worden aangesloten bij de werkelijke verdeling van spaargeld en beleggingen. Ten aanzien van het rendement op spaargeld zal worden uitgegaan van de actuele spaarrente, deze bedroeg circa 0% de afgelopen jaren. Voor het beleggingsvermogen zal worden uitgegaan van het gemiddelde beleggingsrendement over meerdere jaren. De herziene belastingaanslagen worden medio juli en augustus 2022 opgelegd. Desgewenst kunnen wij de herziene belastingaanslag voor u controleren.
Het automatische rechtsherstel volgens de spaarvariant geldt ook voor de jaren waarover nog geen definitieve aanslag is opgelegd (en aanslag waartegen – gelet op de bezwaartermijn van zes weken – op 24 december 2021 nog bezwaar gemaakt kon worden). Deze belastingaanslagen worden vanaf medio augustus 2022 gefaseerd opgelegd.
Op 20 mei 2022 heeft de Hoge Raad besloten dat de Belastingdienst niet verplicht kan worden om compensatie te bieden aan belastingplichtigen die niet tijdig bezwaar hebben ingediend. De onjuistheid van de belastingaanslagen vloeit voort uit het box 3-arrest van 24 december 2021. Op grond van geldende wet- en regelgeving is er geen verplichting voor de overheid om aanslagen die op die datum al onherroepelijk vaststonden te verminderen. Op basis van dit arrest kan de Belastingdienst alle niet tijdig ingediende (ambtshalve) verzoeken om vermindering van een onherroepelijk vaststaande aanslag afwijzen.
Het is nu aan het kabinet en de Tweede Kamer om te beslissen of er alsnog compensatie moet worden geboden aan deze groep belastingplichtigen.
Er liggen plannen om de spaarvariant ook in de jaren 2023 en 2024 toe te passen. Ook is het de intentie om met ingang van 2025 een nieuw systeem in box 3 in te voeren waarbij het werkelijke rendement de heffingsgrondslag zal vormen.
De route en oplossing die het Kabinet kiest roept de vraag op of er voldoende tegemoet wordt gekomen aan het Kerst-arrest van de Hoge Raad, dit zit onder andere in het wederom op forfaitaire wijze belasten van beleggingsvermogen.
Mocht u nog vragen hebben, neemt u dan contact op. Wij kunnen dan bepalen welke gevolgen de ontwikkelingen voor uw specifieke situatie hebben.
nan
Let wel, door de inmenging van de Tweede Kamer kunnen de plannen nog wijzigen. Ook kunnen er nog wijzigingen worden doorgevoerd als gevolg van eventuele tegenvallers.
Het kabinet wil het wettelijke minimumloon met 7,5% verhogen in drie jaarlijkse stappen vanaf 2023. De hoogte van de AOW gaat meestijgen met dezelfde stappen.
De verhoging van de onbelaste reiskostenvergoeding wordt met een jaar versneld. In 2023 kan € 0,21 per kilometer onbelast worden vergoed.
In de vennootschapsbelasting wordt de schijfgrens weer verlaagd van € 395.000 naar € 200.000. Hierdoor betalen bedrijven eerder het hoge Vpb-tarief van 25,8%. Het verbreken van een fiscale eenheid kan nog steeds een fiscaal voordeel opleveren. Er zijn namelijk (nog) geen plannen om het tarief van 15% in de eerste schijf te verhogen.
In box 2 (inkomen uit aanmerkelijk belang) worden per 1 januari 2024 twee schijven geïntroduceerd. Het basistarief over de eerste € 67.000 aan inkomsten is 26%. Daarboven geldt een tarief van 29,5%. Een betere spreiding van dividenden kan een fiscaal voordeel opleveren. Dat geldt overigens ook voor vervreemdingswinsten, bijvoorbeeld bij verkoop, maar ook bij schenkingen en overlijden.
Ook in het gebruikelijk loon van een directeur-grootaandeelhouder (DGA) wordt een wijziging aangebracht. De zogenoemde doelmatigheidsmarge bij de vergelijking met een andere dienstbetrekking wordt verlaagd van 25% naar 15%.
De ingewikkelde fiscale regelgeving rond zonnepanelen voor particulieren verdwijnt per 1 januari 2023. Er wordt een btw-nultarief toegepast op de levering en installatie van zonnepanelen op of in de onmiddellijke nabijheid van woningen.
Zoals eerder aangekondigd zal de schenkingsvrijstelling voor de eigen woning per 1 januari 2023 worden verlaagd van 106.671 euro (bedrag 2022) naar 27.231 euro. In 2022 kan nog gebruik worden gemaakt van de verhoogde vrijstelling. Een schenking in 2022 dient uiterlijk in het jaar 2024 gebruikt te worden voor de aankoop van een eigen woning. Er zijn dus nog mogelijkheden om van de verhoogde vrijstelling gebruik te maken.
De fiscale oudedageserve (FOR) in de inkomstenbelasting wordt afgeschaft. Een ondernemer kan buiten de sfeer van de onderneming uiteraard nog wel een oudedagsvoorziening opbouwen, bijvoorbeeld via een lijfrente- /bankspaarproduct.
De grondslag van de 30% regeling voor expats wordt vanaf 1 januari 2023 verlaagd tot de zogenoemde Balkenende-norm (WNT-norm). Momenteel is deze norm € 216.000. Deze maatregel kent een overgangsregeling van drie jaar. De maximale looptijd van de regeling blijft vijf jaar.
Het algemeen tarief van de overdrachtsbelasting wordt verhoogd naar 10,1 procent. Het algemeen tarief geldt niet voor de verkrijging van woningen door mensen die deze zelf langdurig gaan bewonen (dit blijft 2%).
De algemene heffingskorting (maximaal € 2.888) is sinds een aantal jaren inkomensafhankelijk. Met ingang van 2023 wordt hierbij ook gekeken naar het inkomen in box 2 en box 3. Hierdoor ontvangen mensen die voornamelijk inkomen hebben in box 2 of 3 een lagere korting op de te betalen belasting.
Mocht u vragen hebben dan zijn wij uiteraard graag bereid om deze te beantwoorden.
nan
In
1942 is E. Nannen sr., de vader van Bert Nannen (één van de twee huidige
vennoten van HLB Nannen) in Emmen gestart met zijn eigen administratiekantoor.
Dit was een kantoor aan huis. In de beginjaren konden vooral detaillisten in
Emmen en omgeving tot de klantenkring worden gerekend, die veelal op fiets
werden bezocht. In de loop van de jaren kwam er meer personeel en werd het
nodig het kantoor aan huis (Prinsenlaan 34 in Emmen) door middel van
verbouwingen een paar keer uit te breiden.
De
gezondheid van senior was helaas niet erg goed. Na het veel te vroege
overlijden van de oprichter in 1973, is het bedrijf voortgezet onder de leiding
van twee oudere broers van Bert, beide op dat moment eind twintigers: Joop en
Chris Nannen. Hierdoor
werd het een accountantskantoor (RA) en konden ook grotere klanten en controle
klanten worden bediend. Dat was een grote stap.
Gekeken
werd naar mogelijkheden het kantoor uit te breiden. Het kantoor in Emmen werd einde
jaren zeventig verplaatst naar een nieuw pand aan de Julianstraat. Er werd daarnaast
in de jaren zeventig een kantoor in Leek en Zuidlaren gevestigd. Halverwege de
jaren tachtig kwam het kantoor Groningen erbij.
Door
tijdig aantrekken van kwalitatief goede medewerkers en het direct inspringen op
de mogelijkheden van een nieuw fenomeen in de jaren tachtig, de computer, die in
eerste aanleg vooral voor salarisverwerking werd gebruikt, werd vervolgens
verder gewerkt aan de verdere uitbouw van het kantoor in een erg veranderende
markt.
In een volgende nieuwsbrief zullen we hier verder op ingaan.
Bert
Nannen en Johan Bodde
Gelijk na het afronden van mijn studie Fiscaal Recht en Economie aan de Hanzehogeschool in 2020 ben ik bij een grote organisatie begonnen als junior belastingadviseur.
Als starter kwam er in het begin veel op mij af. Als junior belastingadviseur kwam ik er vrij snel achter dat deze functie als starter niet bij mij past (zonder vervolgopleiding). Ik kwam tot de conclusie dat het wellicht beter is om te gaan werken bij een organisatie waarbij ik op mijn eigen tempo mijzelf tot een professional kan ontwikkelen. Toen HLB Nannen op mijn pad kwam, heb ik mijn wensen uitgesproken en zag ik in de functie als aangiftemedewerker hiervoor de ideale positie. Vrijwel in al mijn wensen wilde HLB Nannen mij tegemoet komen en daardoor was mijn keuze dan ook snel gemaakt. Nu ik er bijna één jaar bij HLB Nannen op heb zitten, kan ik spreken dat ik er goed aan heb gedaan om deze stap te maken. Ik krijg uitstekende begeleiding en ondersteuning in een gezellig en een leuk team.
Ik ben Natasja Heijne 33 jaar en woonachtig in Emmen. Sinds 1 april ben ik werkzaam voor HLB Nannen Accountants & belastingadviseurs.
Hiervoor heb ik zeven jaar voor een ander accountants- en belastingadvieskantoor gewerkt.
Mijn werkzaamheden bestaan voornamelijk uit het opstellen van aangiften inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting.
Ik heb voor HLB Nannen Accountants en Adviseurs gekozen omdat ik na zeven jaar werkzaam te zijn geweest voor hetzelfde kantoor opzoek was een nieuwe uitdaging met andere collega’s en klanten. Het werken voor HLB Nannen Accountants en Adviseurs bevalt mij ontzettend goed. Gezellige en leuke collega’s, goede werksfeer en goede begeleiding.
Elke derde partij dat toegang wil tot een betaalrekening van een bedrijf of consument, moet bij De Nederlandsche Bank (DNB) een vergunning aanvragen. Ook zal een derde partij zich moeten houden aan de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) om de privacy van bedrijven en consumenten te kunnen waarborgen.
We nemen het boekhoudprogramma ‘Exact Online’ als voorbeeld. Een administratie kan op twee manier een boekhoudlicentie hebben bij Exact Online:
In beide situaties zal de administratie in vele gevallen een bankkoppeling hebben met de betaalrekening van het bedrijf. De bankkoppeling zorgt ervoor dat de betalingstransacties van de werkdag daarvoor automatisch geïmporteerd wordt in de administratie. Zo heeft het bedrijf geen omkijken naar het handmatig inboeken van de betalingstransacties en is het zelfs mogelijk om vanuit de administratie betalingen te verrichten. Zo hoeft het bedrijf nooit meer gegevens zowel in de administratie als in de bank in te voeren.
Met de komst van de PSD2 bankkoppeling veranderen er de volgende zaken:
Dat hangt ervan af of veiligheid gezien wordt als een nadeel. Na het activeren van een PSD2 bankkoppeling bij Exact Online zal om de 90 dagen de toestemming moeten worden vernieuwd. Er wordt nog gekeken door de EU of dit verlengd wordt naar 180 dagen. De klant kan dan in de Exact Online omgeving deze toestemming verlengen, hetgeen niet langer duurt dan twee minuten.
Bij zowel een administratie onder de licentie van de accountant als onder de licentie van de klant zelf, zal bij Exact Online een bedrijfsscreening uitgevoerd moeten worden. Exact Online wil eerst controleren of de klant niet betrokken is bij het witwassen van geld en/of het financieren van terroristische activiteiten. Dit wordt gedaan doormiddel van een UBO verificatie en met een iDIN ondertekening. Als de bedrijfsscreening voltooid is kan de PSD2 bankkoppeling worden gelegd.
Heeft het bedrijf zich nog niet ingeschreven in het UBO-register, dan is het zaak om dit snel te doen.
De Rabobank heeft als eerste bank aangegeven te stoppen met de standaard bankkoppeling. Dit geldt niet alleen voor Exact Online maar voor alle boekhoudprogramma’s. Mocht een bedrijf gebruik maken van een Rabobank bankkoppeling, dan moet per 1 juli 2022 de nieuwe PSD2 bankkoppeling geactiveerd zijn. Hiervoor moeten de UBO’s van het bedrijf, mits dit van toepassing is, ingeschreven staan in het UBO-register. Is dit nog niet gebeurt, dan is hier haast bij geboden.
Een inschrijving in het UBO-register neemt circa 30 dagen in beslag voor de verwerking hiervan. Mocht het bedrijf nog een UBO inschrijving moeten doen en de verwerking is pas voltooid na 1 juli 2022, dan kan er geen nieuwe PSD2 bankkoppeling worden gelegd met de Rabobank. Dat houdt in dat na 1 juli 2022 geen transacties meer worden geïmporteerd en geen betalingen meer uitgevoerd kunnen worden vanuit het boekhoudprogramma.
Momenteel ondersteunen alleen de volgende banken een PSD2 bankkoppeling in Exact Online:
Naar verwachting zullen andere banken snel volgen als het gaat om de PSD2 bankkoppeling.
Mocht u vragen hebben over de PSD2 koppeling, Exact Online of andere vragen met betrekking tot uw digitale administratie, neem dan gerust contact op met ons.
nan
In de betreffende zaak bij de Hoge Raad ging het om een vakantiewoning die werd verhuurd via een bemiddelingsorganisatie. De eigenaar verhuurde de vakantiewoning in een jaar een aantal nachten aan derden, gebruikte hij de vakantiewoning een aantal nachten ook zelf en de overige nachten was er sprake van leegstand.
De eerste vraag was hoe er bij de berekening van het privégebruik om moet worden gegaan met de nachten dat er sprake was van leegstand?
Het maakt daarbij volgens de Hoge Raad uit of u als eigenaar op elk moment naar eigen zeggen kan beschikken over de vakantiewoning. Of dit zo is, dient u te bepalen op basis van de feiten en omstandigheden in uw specifieke geval. Daarbij zijn bijvoorbeeld ook de bepalingen en voorwaarden van een ingeschakelde bemiddelingsorganisatie van belang.
Als u naar eigen goeddunken voor privégebruik kunt beschikken over de vakantiewoning?
Dan moet u bij de berekening voor het privégebruik rekening houden met de leegstandperiode. Is dat niet het geval, dan hoeft u daar geen rekening mee te houden.
De tweede vraag was tegen welk BTW-tarief u de correctie moet berekenen. De verhuur van de vakantiewoning gaat tegen 9%. De Hoge Raad stelt echter dat privégebruik niet gelijk te stellen is aan verhuur. De Hoge Raad geeft aan dat u bij de berekening voor het privégebruik moet uitgaan van 21% BTW.
Hoe bepaalt u nu concreet de BTW-correctie voor het privégebruik?
Hierbij geven wij een voorbeeld dat ontleend is aan het arrest van de Hoge Raad;
U verhuurde in 2021 een vakantiewoning via een bemiddelingsorganisatie. In 2021 verhuurde u de vakantiewoning 103 nachten aan derden, gebruikte u de vakantiewoning 73 nachten zelf en de overige 189 nachten in 2021 stond de vakantiewoning leeg.
De kosten voor de vakantiewoning in 2021 bedroegen € 21.736.
Stel dat u in dat jaar niet op elk moment naar eigen goeddunken de vakantiewoning kon gebruiken. In dat geval berekent u het privégebruik als volgt:
Aantal dagen privé gebruikt (73) gedeeld door totaal aantal dagen in een jaar (365) maal de kosten in een jaar (€ 21.736) maal het hoge BTW-tarief (21%) is € 912.
U moet dan in 2021 dus € 912 aan omzetbelasting in verband met privégebruik in uw BTW-aangifte opgeven.
Stel dat u in dat jaar wel op elk moment naar eigen goeddunken de vakantiewoning kon gebruiken. In dat geval berekent u het privégebruik als volgt:
Aantal dagen privé gebruikt (73) gedeeld door totaal aantal dagen dat de vakantiewoning werd verhuurd (103) plus het aantal dagen dat u er privé gebruik van maakte (73) in een jaar (in totaal 176) maal de kosten in een jaar (€ 21.736) maal het hoge BTW-tarief (21%) is € 1.893.
U moet dan in 2021 dus € 1.893 aan omzetbelasting in verband met privégebruik in uw BTW-aangifte opgeven.
Het verschil is dus dat wanneer u niet naar eigen goeddunken de vakantiewoning kunt gebruiken deelt door het totaal aantal dagen van een jaar. Wanneer u de vakantiewoning wel naar eigen goeddunken kunt gebruiken u deelt door het aantal dagen dat de vakantiewoning was verhuurd in een jaar plus het aantal dagen privégebruik.
Wij zijn u graag van dienst om de btw-gevolgen van uw vakantiewoning in kaart te brengen.
nan
nan nan
In een speciale reeks van artikelen gaan wij de dieper in op aspecten die belangrijk zijn voor vrouwen. Lees hier over de aspecten die verder aan bod komen.
Twee varianten die in de kamerbrief van 15 april 2022 worden besproken leiden tot een automatische compensatie van een bepaalde groep belastingplichtigen. Belastingplichtigen die in het verleden geen bezwaar hebben gemaakt tegen een aanslag inkomstenbelasting zouden dan ook worden gecompenseerd.
Echter, op 20 april 2022 heeft de Staatsecretaris tijdens een debat voorgesteld om voorlopig alleen belastingplichtigen te compenseren die tijdig bezwaar hebben gemaakt tegen een aanslag inkomstenbelasting. Het besluit over het compenseren van belastingplichtigen die geen bezwaar hebben gemaakt wordt waarschijnlijk pas later genomen.
De Hoge Raad zal binnen zes maanden namelijk nog een arrest wijzen in een box 3 zaak. In die zaak ligt de vraag voor of belastingplichtigen die ambtshalve bezwaar hebben gemaakt ook gecompenseerd moeten worden? Een ambtshalve bezwaar is mogelijk tot 5 jaar na het einde van het belastingjaar. Een ambtshalve bezwaar tegen de aanslag over het jaar 2017 kan worden ingediend tot en met 31 december 2022. Op dit moment hoeft u dus geen actie te ondernemen.
In dit artikel informeren wij u over de stand van zaken en kijken we vooruit naar de toekomst:
nan nan
U komt onder voorwaarden in aanmerking voor kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA) als u hebt geïnvesteerd in bedrijfsmiddelen. Het bedrag dat u van de winst mag aftrekken, is afhankelijk van het totaalbedrag dat u per onderneming hebt geïnvesteerd.
Om in 2022 in aanmerking te komen voor de KIAmoet u een bedrag tussen € 2.401 en € 332.994 investeren in bedrijfsmiddelen voor uw onderneming.
Het basispercentage voor de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek bedraagt 28% tot een totaalbedrag aan investeringen van € 59.940. Daarboven bedraagt de aftrek een vast bedrag van € 16.784 tot aan een totaalbedrag aan investeringen van € 110.999.
Bedraagt het totaalbedrag aan investeringen in 2022 € 110.999 of meer, dan neemt het bedrag aan kleinschaligheidsinvesteringsaftrek langzaam af tot nihil bij investeringen van in totaal € 332.994. Het loont voor deze aftrek dus de moeite om investeringen te timen.
Met de milieu-investeringsaftrek (MIA) profiteert u van een investeringsaftrek die kan oplopen tot 45% van het investeringsbedrag. De belangrijkste voorwaarde voor de MIA is dat het bedrijfsmiddel voorkomt op de Milieu- en Energielijst 2022
Het minimale investeringsbedrag is € 2.500 per bedrijfsmiddel. In totaal kunt u niet meer dan € 50 miljoen aan investeringen in aanmerking nemen. Investeringen kunnen tegelijkertijd in aanmerking komen voor de milieu-investeringsaftrek en kleinschaligheidsinvesteringsaftrek. Belangrijk: meld uw investering vooraf tijdig bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland via RVO.nl
Met de energie-investeringsaftrek (EIA) profiteert u van een investeringsaftrek tot 45,5% van de investeringskosten. U komt in aanmerking voor de EIA wanneer u investeert in een bedrijfsmiddel dat zorgt voor minder CO2-uitstoot, energiezuinig is of duurzame energie toepast. De belangrijkste voorwaarde voor de EIA is dat de het bedrijfsmiddel voorkomt op de Milieu- en Energielijst 2022
Het minimale investeringsbedrag is € 2.500 per bedrijfsmiddel. Het maximum investeringsbedrag is € 128.000.000
Investeringen kunnen tegelijkertijd in aanmerking komen voor energie-investeringsaftrek en kleinschaligheidsinvesteringsaftrek. Belangrijk: u moet uw investering vooraf tijdig melden bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland via RVO.nl!
Een combinatie van energie-investeringsaftrek en milieu-investeringsaftrek is niet mogelijk.
Op de website van de RVO kunt u aanvullende informatie vinden omtrent duurzaam ondernemen en bovenstaande regelingen. Daar leest u ook meer over subsidiemogelijkheden.
Mocht u hierover vragen hebben dan zijn wij u uiteraard graag van dienst.
nan
© 2024 HLB Nannen | Cookie statement | Privacy statement | Algemene voorwaarden | KVK 01140751 | BTW NL0033 79 760 B01